Een Stedelijke Visie Op De Leefbaarheid(aanpak) In Amsterdam

1y ago
15 Views
2 Downloads
1.12 MB
50 Pages
Last View : 13d ago
Last Download : 3m ago
Upload by : Rafael Ruffin
Transcription

Een stedelijke visieop de leefbaarheid(aanpak)in AmsterdamAmsterdams Volkshuisvestingsoverleg

Uitwerking in het kader van deB e l e i d s o v e r e e n komst Wonen Amsterdam2001-2002Amsterdams Volkshuisvestingsoverlegfebruari 2002Uitgave: Stedelijke Woningdienst AmsterdamRedactie: I. Westerterp, J. MontaubanOntwerp: J. de WringerFotografie: J. Boeve (HH), M. Carstens (HH), P. Post (HH)Druk: MultiCopy Amsterdam2R a p p o r t a g e S te de lijk e v er ni euw i ng i n d e A ms te rd am se o ntw ikk elin gsg eb ied en

InhoudsopgaveVo o r w o o r d5Hoofdstuk 1De stedelijke Visie op Leefbaarheid71.1. Inleiding1.2. De Amsterdamse leefbaarheidsaanpak gewogen1.3. De stedelijke visie op leefbaarheid in Amsterdam,inhoud en afbakening1.4. Visie op stedelijke rol in de aanpak van leefbaarheidin AmsterdamHoofdstuk 2Een Amsterdams Peil voor leefbaarheid:basisniveaus voor schoon, heel en veilig2.1. Inleiding2.2. Het kader: de (semi)-openbare ruimte, beheeren onderhoud2.3. De invulling van de basisniveausschoon, heel en veiligHoofdstuk 3Prettig Samenleven en voorzieningen: indicatoren3.1. Inleiding3.2. De indicatoren3Ee n st ed eli jk e Vi sie o p d e Le efba ar he id (aa np ak) i n Am st erda m7891315151821272728

Hoofdstuk 4Een stedelijke kennisinfrastructuurvoor leefbaarheid314.1. Inleiding4.2. Het Kennisnetwerk Amsterdam3132Hoofdstuk 5S t e d e l i j ke monitor en rapportage5.1. Inleiding5.2. Uitwerking monitor en rapportage over leefbaarheid5.3. Functie stedelijke monitor en rapportage35353637Bijlage 1Activiteiten en e 2Toelichting beoordelings-normeringsmethode voorschoon41Bijlage 3Toelichting op systematiek voor verharding, groenen veiligheid464Ee n st ed eli jke Vi sie op d e Le ef ba ar he id( aan p ak) i n Am st erda m

VoorwoordVoor u ligt “Een stedelijke visie op de leefbaarheid(aanpak) inAmsterdam” van de partijen vertegenwoordigd in het Amsterdams Volkshuisvestingsoverleg (het AVO). Deze visie is deuitwerking van afspraken die het AVO heeft gemaakt in destedelijke “Beleidsovereenkomst Wonen Amsterdam 20012002”.Gekozen is voor een afbakening van het begrip: Leefbaarheidomvat de aspecten schoon, heel, veilig en prettig samenleven.Het AVO wil zich inzetten voor een stedelijke bijdrage in deaanpak van deze aspecten. In “Een stedelijke visie op de leefbaarheid(aanpak) in Amsterdam” wordt een aantal speerpunten voor zo’n stedelijke bijdrage uitgewerkt.Wij hopen dat onze visie een impuls kan geven aan de betrokkenheid bij iedereen die lokaal of stedelijk betrokken is bij deleefbaarheid(aanpak) van onze stad.Namens het Amsterdam Volkshuisvestingsoverleg,Directeur van deStedelijke Woningdienst Amsterdam,A.J.J. Vos5Ee n s ted el ij ke Vi sie o p de Le efba ar he id ( aanp ak) i n Am st er da m

6Ee n st edel i jke V is ie op d e Le ef ba arhe id( aan pak ) in Ams ter da m

Hoofdstuk 1De stedelijke Visie opLeefbaarheid1 . 1 .InleidingIn de “Beleidsovereenkomst Volkshuisvesting Amsterdam1998-1999” hebben de partijen van het Amsterdams Volkshuisvestingsoverleg (AVO) het thema leefbaarheid op de agendagezet. Het expliciet benoemen van leefbaarheid in dezeBeleidsovereenkomst valt te plaatsen in landelijke ontwikkelingen waarbij corporaties leefbaarheid als prestatieveldtoegewezen hebben gekregen. Een tweede aanleiding is deomwenteling die in de subsidiestromen heeft plaatsgevonden,nl. die van volkshuisvestingssubsidies naar stedelijkevernieuwingsubsidies. In de “Nota Stedelijke VernieuwingAmsterdam” nemen inrichting, beheer en leefbaarheid van deopenbare ruimte een centrale plaats in.De AVO-partijen hebben in de “Beleidsovereenkomst 19981999” de intentie uitgesproken om een gezamenlijke visie opleefbaarheid te ontwikkelen. In de “BeleidsovereenkomstWonen 2001-2002” is afgesproken dat in het najaar 2001 eengezamenlijke visie op de leefbaarheid gereed is. Ook isafgesproken daaraan een aantal nadere afspraken te koppelenover organisatorische voorwaarden die partijen uit destadsdelen moeten stimuleren om hun aanpakken van leefbaarheid (verder) te ontwikkelen. Bij het uitwerken van dieafspraken wordt de verantwoordelijkheidsverdeling zoalsaangegeven in disccusienotitie “Leefbaarheid” van de7Ee n st edel i jke Vi sie op d e Le ef ba arhe id( aan pa k) in Am st erda m

Federatie (1997, zie bijlage 1) als uitgangspunt gehanteerd.1 . 2 .De Amsterdamse leefbaarheidsaanpakgewogenOm bouwstenen voor de visie op leefbaarheid te verkrijgen iser een onderzoek uitgevoerd door het bureau Van Dijk, VanSoomeren en Partners samen met de Katholieke UniversiteitBrabant naar de Amsterdamse leefbaarheidspraktijk (Paul vanSoomeren en Pieter Tops, “De Amsterdamse Leefbaarheidsaanpak gewogen”, juni 2000). Het onderzoek analyseert eenaantal leefbaarheidsprojecten in de stad en gesprekken metsleutelpersonen van lokale partijen betrokken bij deleefbaarheidsaanpak. De uitkomsten en conclusies zijnbesproken in een “Stadsdebat over Leefbaarheid” in Amsterdam (oktober 2000) en luiden: Leefbaarheid is een begrip dat door verschillendebeleidsvelden en partijen (volkshuisvesting, milieu, welzijn,onderwijs, e.d.) verschillend wordt benaderd en ingevuld. Degezamenlijke visie van de partijen dient daarom in ieder gevalte bestaan uit een afbakening van het begrip leefbaarheid. Hetzich uitspreken over de breedte van het begrip geeft departijen houvast om de aspecten te benoemen waarvoor zijzich willen inzetten, en waarop zij aanspreekbaar zijn. De Amsterdamse leefbaarheidsaanpak mist een centraalhart: volgens partijen is te weinig sprake van een balanstussen decentraal en centraal. Aanbevolen wordt om deuitvoering van de leefbaarheidsaanpak decentraal in destadsdelen te leggen dan wel te houden, maar daarnaast ook opstedelijk niveau een aantal ondersteunende, coördinerende,afstemmende, visievormende en/of regisserende functies teleggen. In een gezamenlijke visie zouden de centrale stad en8Ee n st edel i jke V i sie op d e Le ef ba arhe id( aan pa k) in Am st erda m

andere stedelijke partijen hun rol en bijdrage aan de aanpakvan de leefbaarheid in Amsterdam (opnieuw) moetenontwikkelen. Eén Amsterdamse leefbaarheidsaanpak bestaat niet, het iseen praktijk van ‘laat duizend bloemen bloeien’. Amsterdamkent geen eigen begrippen en beelden zoals het Opzoomerenen de Opzoomerdagen in Rotterdam. Meer centrale aandachtkan ondersteunend en zeer stimulerend werken. Amsterdammist een centrale plek waar kennis en mensen bijeenkomen envanwaar uit aansprekende verhalen en beelden kunnenontstaan.Op basis van de aanbevelingen uit het onderzoeksrapport “DeAmsterdamse leefbaarheidsaanpak gewogen” hebben de AVOpartijen hun gezamenlijke visie op de leefbaarheid en deoverige afspraken over leefbaarheid uit de “Beleidsovereenkomst Wonen Amsterdam 2001-2002” uitgewerkt.Deze visie en de afspraken zetten het stedelijk kader voor deleefbaarheidsaanpak in Amsterdam neer: waar willen we naartoe met de aanpak van leefbaarheid, welke rol pakken departijen op stedelijk niveau op en hoe stemmen zij dit af metde betrokkenen op het decentrale niveau.In de volgende paragraaf presenteren de AVO-partijen hunafbakening van het begrip leefbaarheid.1 . 3 .De stedelijke visie op leefbaarheidin Amsterdam: inhoud en afbakeningEen leefbare buurt is van grote betekenis voor de kwaliteitvan het wonen in een grote stad. De kwaliteit van de woon- enleefomgeving telt sterk mee als factor die het woongenot vande Amsterdammers bepaalt. In de aanpak en inzet voor deleefbaarheid op straatniveau ligt de sleutel tot het bereiken9Ee n st edel i jke V is ie o p de Le ef ba a rhe id ( aan pak) i n Am s ter da m

van een aantrekkelijke woon- en leefomgeving.De leefbaarheid hoort daarom hoog op de agenda te staan vanpartijen zowel op stadsdeelniveau als op stedelijk niveau;iedere partij moet aanspreekbaar zijn op zijn rol.Verschillende beleidssectoren hebben het begrip leefbaarheideen invulling gegeven. Hierbij was de invalshoek in de regelhet eigen beleidsterrein (milieu, welzijn, openbare ruimte,beheer, openbare orde, volkshuisvesting). Maar voegen we aldeze definities bij elkaar dan ontstaat al gauw eencontainerbegrip die het totale menselijke geluk lijkt teomvatten. Zo’n brede definitie maakt echter onduidelijk wiewaar nu voor verantwoordelijk is: wie is nu aanspreekbaarvoor welk aspect van leefbaarheid? Daarom hebben de AVOpartijen voor een afbakening gekozen waarbij het domein vanhet wonen als invalshoek is genomen. Gegeven dezeafbakening kan het begrip leefbaarheid worden ingevuld. Erbestaat overeenstemming dat de volgende aspecten enactiviteiten tot leefbaarheid worden gerekend: schoon: alle activiteiten die gericht zijn op het schoonhouden van de stad, met name woongebouwen enwoonomgeving; heel: alle activiteiten die gericht zijn op een goedfunctionerend gebruik en onderhoud van objecten in de stad,met name in de gebouwde omgeving en de buitenruimte.Hieronder vallen ook alle initiatieven om de stad qua ontwerpen inrichting een mooier en duurzamer uiterlijk te geven; veilig: alle activiteiten die gericht zijn op een vergrotingvan de veiligheid van bewoners, met name op het terrein vancriminaliteit en verkeer; prettig samenleven: alle activiteiten die ten doel hebben omde kwaliteit van het samenleven van bewoners te verbeteren,met name op straat, -buurt en wijkniveau. Hieronder vallen10Ee n st ed eli jk e Vi sie o p d e Le efba ar he id (aa np ak) i n Am st erda m

bijvoorbeeld initiatieven die het woongedrag van bewonersproblematiseren en proberen enige ordening aan te brengen ingewenst en ongewenst woongedrag van bewoners (portiekgesprekken, woonregels, overlastbestrijding) maar ookinitiatieven die de contacten tussen bewoners op een prettigewijze bevorderen (buurtfeesten, wijkdiners, spelactiviteiten).Ook de buurtvoorzieningen waar deze activiteiten fysiekkunnen plaatsvinden spelen hierbij een rol.Schoon, heel en veiligZoals van Soomeren en Tops in hun onderzoeksrapport stellenvormen schoon, heel en veilig de noodzakelijke basis van hetbegrip leefbaarheid. Dit wordt door de AVO-partijen onderschreven. Een goed onderhouden en verzorgde omgevingbevordert niet alleen het welbevinden van bewoners, maar zijnook de aspecten waar de overheid en de corporaties eenspeciale verantwoordelijkheid hebben. Zij kunnen daarop doorelkaar en door bewoners aangesproken worden. Daarin ligtdan ook de motivering voor de partijen om tot een aantalstedelijk gedragen basiskwaliteitsniveaus voor schoon, heel enveilig te komen (zie hoofdstuk 2).Prettig samenlevenDe partijen nemen in hun afbakening van het begrip leefbaarheid ook het aspect prettig samenleven mee. Stadsdelen,corporaties en andere instellingen in de buurt realiseren zichdat de kwaliteit van het samenleven voor bewoners net zo hardmeetelt in het uiteindelijke oordeel over de leefbaarheid vaneen buurt. In buurten waar bewoners elkaar kennen, waar menelkaar durft aan te spreken, kortom waar men zich thuis voelt,oordeelt men ook vaak positiever over de onderhoudstaat.11Ee n st ed eli jk e Vi sie o p d e Le efba ar he id (aa np ak) i n Am st erda m

De activiteiten om het aspect prettig samenleven te bevorderen zijn echter van een wat andere orde dan activiteitenrondom schoon, heel en veilig.Daarom is een (minimaal-) geldende ‘kwaliteitsnorm’ lastig tebepalen voor prettig samenleven. Immers, bewoners kunnenheel verschillende opvattingen hebben over hoe zij met burenom (willen) gaan. Leeftijd, inkomen, levensstijl en anderefactoren oefenen invloed uit op de mate en wijze van betrokkenheid bij buren en buurt.De een brengt veel tijd door in z’n huis of buurt, en hecht aaneen intensief contact met buren. Anderen hebben er genoegaan om hun buren, wanneer ze die tegenkomen, te groeten. Deeen neemt actief deel in overlegstructuren of buurtprojecten,de ander ziet z’n buurt eerder als consumptiegoed.Ten tweede moeten initiatieven die positief bijdragen aan hetsamenleven/wonen uit de bewoners zelf komen. Het is de taakvan het stadsdeel en andere professionele organisaties om dieinitiatieven ruimte te geven en te stimuleren. Overigensonderkent het AVO ook het belang van betrokkenheid vanbewoners in relatie tot schoon, heel en veilig: een betrokkenbuurtbewoner houdt z’n eigen buurt schoon/heel en spreektanderen daar eerder op aan 1.In hoofdstuk 3 werken de AVO-partijen het aspect prettigsamenleven verder uit.1Sociale relaties in buurten bepalen leefbaarheid en veiligheid,In: Vitale Stad nummer 12, december 200012Ee n st edel i jke V i sie op d e Le ef ba arhe id( aan pa k) in Am st erda m

De weggelaten aspecten uit de AVO- afbakening vanleefbaarheid: integraal of sectoraal?De gekozen afbakening van leefbaarheid maakt dat aspectenals gezondheid, welzijn, werk, inkomen en onderwijs niet tothet domein van het wonen worden gerekend. Hiermee isabsoluut niet gezegd dat deze aspecten geen invloeduitoefenen op de leefbaarheid in een buurt. Bij een analysevan de leefbaarheidsituatie in buurten is, zoals ook bij hetgrotestedenbeleid, een samenhangende benadering van eenbuurt nodig. Bij een analyse kunnen allerlei oorzaken aan hetlicht komen variërend van een slechte gezondheid, taalachterstanden, slechte woningen, slechte eerstelijnsvoorzieningentot aan een vervuilde en verloederde omgeving. Het formuleren van een aanpak van leefbaarheid in een buurt begintechter met het op peil brengen van de aspecten schoon, heel,veilig en prettig samenleven.1 . 4 .Visie op stedelijke rol in de aanpakvan leefbaarheid in AmsterdamIn de “Beleidsovereenkomst Wonen Amsterdam 2001-2002”hebben de partijen afgesproken om - mede voortvloeiend uitde visie op leefbaarheid - de rol en bijdrage op het centraleniveau uit te werken in een aantal speerpunten. Dit heeft vormgekregen in achtereenvolgens: een Amsterdams peil voor leefbaarheid: basisniveaus voorschoon, heel en veilig (hoofdstuk 2); indicatoren voor prettig samenleven (hoofdstuk 3); een kennisinfrastructuur voor leefbaarheid (hoofdstuk 4); stedelijke monitor en rapportage (hoofdstuk 5).13Ee n st ed eli jk e Vi sie o p de Le efba ar he id (a anp ak) i n Am st er da m

Er wordt bij de uitwerking van deze speerpunten een centraalstedelijke rol en bijdrage geformuleerd voor de aanpak vanleefbaarheid. Aangesloten wordt bij de aanbeveling uit hetonderzoek om de uitvoering van de leefbaarheidsaanpakdecentraal in de stadsdelen te leggen. Maar daarnaast wordtper speerpunt een specifieke rol voor het stedelijk niveaugeformuleerd.14Ee n st ed eli jk e Vi sie o p de Le efba ar he id (aa np ak) i n Am st er da m

Hoofdstuk 2Een Amsterdams Peil voorleefbaarheid: basisniveausvoor schoon, heel en veilig2 . 1 .InleidingIn de “Beleidsovereenkomst Wonen Amsterdam 2001 - 2002”hebben de AVO-partijen afgesproken om als onderdeel van destedelijke visie op de leefbaarheid in Amsterdam te komen toteen aantal kwalitatief goede basisniveaus voor schoon, heel enveilig.Uitgangspunt is dat de primaire verantwoordelijkheid voordeze aspecten ligt bij de partijen op het lokale niveau: destadsdelen, de corporaties, lokale organisaties en de bewoners.Op dat niveau vinden activiteiten op gebied van beleidsvorming, beheer, onderhoud van de openbare en semi-openbare ruimte plaats. De primaire rol op stedelijk niveau is omde lokale partijen bij hun aanpak te stimuleren, te faciliterenen te ondersteunen. Een van de invullingen van die rol bestaatuit het formuleren van een aantal basisniveaus voor schoonheel en veilig. Met een aantal concreet omschreven basisniveaus voor schoon, heel en veilig wil het AVO een kaderaanbieden aan alle betrokkenen op lokaal niveau die samenwerken aan (een van) deze leefbaarheidsaspecten. Die basisniveaus moeten opgevat worden als door stedelijke volkshuisvestingspartijen gedragen kwaliteitsnormen voor het schoonzijn, de onderhoudsstaat en de veiligheid op straat.15Ee n st edel i jke Vi sie op d e Le ef ba arhe id( aan p ak) i n Am st erda m

Waarom stedelijke basisniveaus voorschoon, heel, veilig?De praktijk in gemeenten bij het maken van beheerplannen enonderhoudsprogramma’s voor de openbare ruimte is dat erweinig gewerkt wordt met niveaus of normen voor kwaliteit.Dat wil zeggen dat expliciete bestuurlijke uitspraken over hetgewenste kwaliteitsniveau van die openbare ruimte (schoon,heel, veilig) ontbreken.Dat is ook de praktijk in Amsterdam. Uit een inventarisatie bijeen aantal stadsdelen is gebleken dat de ‘input’ (dat zijn debeschikbare budgetten voor reiniging, beheer en onderhoudvan de openbare ruimte) vaak als uitgangspunt wordtgenomen. Gegeven het budget dat een stadsdeel beschikbaarheeft wordt de intensiteit en frequentie van onderhoudbepaald. Kwaliteit voor schoon, heel of veilig zijn dan meereen afgeleide. Bij het bepalen van kwaliteitsniveaus ligtbovendien vaak het primaat bij de beheerders zelf en niet bijhet bestuur.Als expliciete en concreet omschreven kwaliteitsniveausontbreken is het lastig voor betrokkenen om te beoordelen ofbeheerinspanningen van de verantwoordelijke partij - in ditgeval het stadsdeel - voldoende dan wel effectief zijn.Datzelfde geldt in het geval van semi-openbare gebieden zoalsportieken, galerijen of binnentuinen, waar de eigenaar (decorporatie) de eerst verantwoordelijke is.Lokale partijen zouden moeten streven naar een werkwijzewaarbij niet de ‘input’ (het geld) maar de ‘output’ (resultaat de gewenste kwaliteit) het uitgangspunt is voor het beheer. Ineen output gerichte werkwijze stelt het stadsdeel bestuurlijkgewenste kwaliteitsniveaus voor aspecten van de openbareruimte vast. Aan de hand daarvan moeten beheerders bepalen16Ee n st edel i jke V is ie op de Le ef ba a rhe id ( aan pak) i n Am s ter da m

welke onderhoudsmaatregelen (met als resultante hetonderhoudsniveau) er nodig zijn om die kwaliteitsniveaus tehalen en te behouden. Die onderhoudsmaatregelen kunnenvertaald worden in kosten voor beheer en onderhoud. Hetbestuur zal die kosten tegen het kwaliteitsniveau afwegen enbesluiten over het budget voor beheer en onderhoud van hetstadsdeel.Door het uitdragen van een stedelijk kader voor basis(kwaliteits)niveaus voor schoon, heel en veilig kan wordengestimuleerd dat er een omslag in denken van inputgerichtnaar outputgericht beheer van de (semi)-openbare ruimte bijlocale partijen plaatsvindt. Het AVO ziet het toepassen vandeze basisniveaus primair als middel om de communicatie tevergemakkelijken:1e binnen de stadsdeelorganisatie: tussen politiek, bestuur ende beheerders;2e tussen de partijen in een stadsdeel: het stadsdeel, decorporatie(s), winkeliers/ ondernemers(organisaties) en debewoners(organisaties).De opzet van de uitwerking van de basisniveausIn enkele gemeenten en in enkele stadsdelen in Amsterdamkomt de ontwikkeling op gang naar een meer door output(gewenste kwaliteitsniveaus) gestuurd beheer en onderhoud.Er wordt gebruik gemaakt van landelijk ontwikkeldemethoden. Bijvoorbeeld een methode voor het bepalen enmeten van schoonheidsgraden (Stichting Schoon Nederland),of een technische meetmethode voor de staat van onderhoudvan wegen, fietspaden en trottoirs (de CROW-systematiek).Behalve de meer technische meetmethoden zijn er aanvullende methoden die de beleving van gebruikers/bewoners als17Ee n st ed el ijk e Vi sie o p de Le efba ar he id (a anp ak) i n Am st er da m

maatstaf nemen. Bij het uitwerken van basisniveaus voorschoon, heel en veilig in de paragrafen hierna worden detoepassingen van deze methoden in de stadsdelen en in anderegemeenten als inspiratiebron gebruikt.In paragraaf 2.2. wordt eerst het kader in beeld gebracht datvoor het uitwerken van basisniveaus voor schoon, heel enveilig van belang is. Het gaat om het werkingsgebied (opwelke delen van de openbare ruimte hebben de basisniveausbetrekking) en om welke gebieden binnen de openbare ruimte.Vervolgens worden in paragraaf 2.3. de basisniveaus voor dedrie aspecten van leefbaarheid - schoon, heel en veilig ingevuld.2 . 2 .Het kader: de (semi)-openbare ruimte,beheer en onderhoudAf b a kening openbare en semi-openbare ruimteDe openbare ruimte is alle buitenruimte die voor iedereentoegankelijk en bruikbaar is. De openbare ruimte bestaat uit: verhardingen (asfalt en elementen); groen (bomen, heesters, gazon, speelplaatsen); straatmeubilair; water; openbare verlichting; ondergrondse infrastructuur; civiele kunstwerken (bruggen, tunnels, viaducten); gewone kunstwerken en fonteinen.Het beheer en onderhoud van de meeste van de bovengenoemde onderdelen is de taak van de stadsdelen. De openbare verlichting, ondergrondse infrastructuur en het water18Ee n st edel i jke V i sie op d e Le ef ba arhe id( aan pa k) in Am st erda m

(minus een beperkt aantal taken voor het stadsdeel) vallenonder het beheer van de centrale stad.Naast de openbare ruimte is in een stadsdeel semi-openbareruimte aanwezig: alle binnentuinen en binnenplaatsen, degalerijen en portieken van een flatgebouw. Deze ruimtesvallen onder het beheer van de sociale of particuliereverhuurder.Tot het werkingsgebied voor de basisniveaus schoon, heel enveilig behoren zowel de openbare ruimte als de semi-openbareruimte. Deze keuze is gemaakt omdat de afspraak overbasisniveaus in de Beleidsovereenkomst door zowel overheidals corporaties en bewonersorganisaties is gemaakt. Iederepartij op lokaal niveau heeft dus een verantwoordelijkheidvoor het ‘halen’ van een basisniveau en kan elkaar daaropaanspreken. Vervolgens is gekozen om uitsluitend de terreinen‘verharding’ en ‘groen’ te nemen waarvoor de basisniveausvan toepassing zijn. Deze terreinen bestrijken het grootstedeel van de openbare ruimte. Uiteraard kunnen de lokalepartijen zelf besluiten om ook voor de andere elementen tekomen tot gewenste kwaliteitsniveaus.Differentiatie naar gebiedenDe openbare ruimte bestaat uit allerlei soorten gebieden dieverschillen in functie en intensiteit van gebruik. De omgevingvan een winkelcentrum verschilt bijvoorbeeld van eenindustrieterrein of kantoorterrein. Het ene gebied wordt zeerintensief gebruikt door allerlei soorten mensen en het anderealleen door de week en door werknemers. Het ene gebiedvervuilt daarom sneller dan het andere en zou bijvoorbeeldvaker gereinigd moeten worden om dezelfde schoonheidsgraad19Ee n st ed eli jk e Vi sie o p de Le efba ar he id (a anp ak) i n Am st er da m

te bereiken. Gekozen is voor het hanteren van een differentiatie in basisniveaus voor schoon, heel en veilig per gebied.Onderscheiden worden: de hoofdwegen; de woonwijken; de stads(deel)centra; de omgeving van wijkvoorzieningen; de kantoorterreinen; de industrieterreinen; de parken.Inrichting, beheer en onderhoudNota’s van gemeenten en stadsdelen over kwaliteit richtenzich doorgaans exclusief op ontwerp en inrichting. Het gaatom inrichtingsprofielen, inrichtingselementen en te gebruikenmaterialen indien een gebied wordt aangelegd dan welopnieuw wordt ingericht. Het AVO kiest ervoor om zich hierprimair te richten op beheer en onderhoud van de openbareruimte. Het formuleren van ambities over de kwaliteit na(her)inrichting van gebieden moet doorklinken in de ambitiesover het in stand houden van die kwaliteit door middel vanbeheer en onderhoud.Beheer en onderhoud van de openbare ruimte worden vaak inéén adem genoemd, maar zijn in feite twee verschillendeactiviteiten. Beheer omvat alle activiteiten om de openbareruimte in goede staat te houden en aan haar doel te latenbeantwoorden. Behalve onderhoudswerkzaamheden gaat hetom activiteiten als toezicht en handhaving, het behandelen vanklachten, en het opzetten en bijhouden van beheersystemen.Onderhoud kan worden verdeeld in dagelijks ( klein ofklachtenonderhoud), groot onderhoud ( verlengen van de20Ee n st ed eli jk e Vi sie o p de Le efba ar he id (a anp ak) i n Am st er da m

levensduur van een constructie) en vervanging.Om basisniveaus voor schoon, heel en veilig te realiseren(output) kunnen alle bovengenoemde activiteiten binnenbeheer en onderhoud worden ingezet (input). Het is aan destadsdelen en de corporaties om de intensiteit en frequentiesvan deze activiteiten te bepalen.2 . 3 .De invulling van de basisniveausvoor schoon, heel en veiligIn deze paragraaf worden de aspecten van leefbaarheiduitgewerkt en geconcretiseerd in basisniveaus per gebiedbinnen de (semi)openbare ruimte.SchoonAmsterdam heeft in de ogen van burgers en buitenstaandersvaak twee gezichten: een leuke, gezellige maar soms ook eenvieze en rommelige stad. Zaken als zwerfvuil, hondenpoep,afvalzakken en -bakken op straat terwijl de reiniging net isgeweest, staan in de top 10 van Amsterdamse ongenoegens.Het schoonmaken en schoon houden is daarom een terugkerend onderwerp van discussie tussen stadsdelen,corporaties, ondernemers, winkeliers en bewoners. In destadsdelen zijn allerlei maatregelen beproefd op het gebiedvan de huisvuilinzameling, grofvuilinzameling, de straatreiniging, de inzet van milieupolitie, de aanpak van graffitiaan gebouwen en portieken (bijvoorbeeld door woningcorporatie Olympus), publiekscampagnes (bijvoorbeeld doorstadsdeel Westerpark: Schoon is gewoon) enzovoort.Bij “schoon” gaat het om de mate van aanwezigheid vanzwerfvuil (ook wel veegvuil) genoemd en hondenpoep. Met de21Ee n st edel i jke Vi sie op d e Le ef ba arhe id( aan pa k) in Am st erda m

methode van Stichting Nederland Schoon (SNS) worden dezeaspecten samengevat in zogenaamde schoonheidsgraden. Ineen aantal stadsdelen wordt deze methode al toegepast bij dereinigingswerkzaamheden. In bijlage 2 wordt de methode vanSNS toegelicht aan de hand van foto’s van schoonheidsgradenin de openbare ruimte.HeelHet aspect “heel” heeft betrekking op de verhardingen (datwil zeggen wegen, straten, fietspaden en trottoirs), degroenvoorzieningen, het straatmeubilair en de speelterreinen.Burgers storen zich aan opgebroken straten, gaten in de wegen aan zitbanken of speeltoestellen die verwaarloosd zijn. Datde gemeente dit goed onderhoudt wordt als de normaalste zaakvan de wereld beschouwd. Minstens zo veel belang wordtgehecht aan een goed onderhoud aan de (woon)gebouwen. Deprioriteiten van de burgers bij het aspect “heel” leveren in depraktijk nogal eens confrontaties op met de technische criteriaen de harde planningen van de beheerders. Aanzetten om deinbreng van de burgers een plaats te geven in de beheerplanning zijn er in de vorm van de wijk/buurtschouw, hetbuurtbeheeroverleg, of het bewonersoverleg op complexniveau.Bij “heel” gaat het om de onderhoudsstaat van de verhardingen en van het groen. Besloten is - aansluitend bij depraktijk in een aantal stadsdelen - tot een onderverdelingtussen “heel-verharding” en “heel-groen”.Het basisniveau voor “heel-verharding” is gestoeld op deCROW-systematiek, zoals die ook door de meeste stadsdelenvoor het wegbeheer wordt gehanteerd. Het is een systematiekom de technische kwaliteit van alle elementen van de verhar-22E e n s ted el ij ke Vi sie o p de Le efba ar he id (a anp ak) i n Am st er da m

ding te meten en de afwijking van het gewenste kwaliteitsniveau te bepalen. In bijlage 2 wordt de methode verdertoegelicht.Het basisniveau voor “heel-groen” is gestoeld op eenbenadering waarin sprake is van een menging van technischeen gebruikskwaliteit. Het gaat bij het “heel-groen” om beeldenvan verzorgd en goed onderhouden groenvoorzieningen. Inbijvoorbeeld stadsdeel Zuidoost zijn voor het groen kwaliteitsniveaus onderscheiden aan de hand van foto’s van situaties bijverschillende kwaliteitsniveaus. Zie verder bijlage 3.Ve i l i g“Veilig” kan worden opgevat als risico’s op letsel vanwege deonderhoudstaat van wegen en dergelijke en letsel vanwege hetverkeer. “Veilig” is ook sociaal veilig. De volkshuisvestingvindt dat met name sociale veiligheid de leefbaarheid in eenbuurt beïnvloedt. Het gaat om de mate waarin bewoners/gebruikers zich veilig voelen in omgeving: de buurt, de straatof het portiek. Daarmee is sociale veiligheid primair eensubjectief begrip, dat niet noodzakelijk een nauw verbandheeft met objectieve cijfers over het aantal inbraken in eenstraat of het aantal gevallen van vandalisme. Bekend is dat hetgevoel van veiligheid ten dele ook bepaald wordt door hoe debuurt scoort op schoon en heel. Deze drie aspecten vanleefbaarheid (maar ook prettig samenleven) hangen metelkaar samen.Ook specifieke aspecten in de inrichting van de(semi)openbare ruimte kunnen (het gevoel van) veiligheidbevorderen (zoals het voorkomen van onoverzichtelijkesituaties).23Ee n st ed eli jk e Vi sie o p d e Le efba ar he id (aa np ak) i n Am st erda m

Bij het formuleren van een basisniveau voor “veilig” in socialezin kan gebruik worden gemaakt van indicatoren op basis vande monitor “Wonen in Amsterdam 2001” en de “MonitorParticipatie” (rapportage “De staat van de stad Amsterdam”).De vragen aan burgers over veiligheidsgevoel overdag en ‘savonds en de vraag naar het voorkomen van misdrijven in debuurt dienen als basis. Zie verder bijlage 3.In het schema op pagina 25 worden de aanbevolen basisniveaus voor schoon, voor heel en voor veilig van de (semi)openbare ruimten gepresenteerd.24Ee n s ted el ij ke Vi sie o p de Le efba ar he id ( aanp ak) i n Am st er da m

Schema Basisniveaus voor schoon, heel en veiligAanbevolen kwaliteit HoofdwegenLeefbaarheidsaspecten Totaal Schoon en reiniging Heel groen Heel verharding Stads(deel)centrumVeiligheid TotaalSchoon en reiniging Heel verharding Heel groenVeiligheid WoonwijkenTotaalSchoon/ reinigingHeel verharding Heel groenVeiligheid Omgeving wijkvoorzieningenTotaalSchoon/ reinigingHeel verhardingHeel groenVeiligheid KantoorterreinenTotaalSchoon/ reiniging Heel verharding Industrieterreinen TotaalSchoon/ reiniging Totaal Heel verhardingHeel/groenVeiligheidSchoon/reinigingHeel groen 25VeiligheidHeel/ verharding ParkenHeel groenVeiligheidEe n st ed eli jke Vi sie o p d e Le ef ba ar he id( aan p ak) i n Am st erda m

Toelichting op het schema:1. de basisniveaus zijn gedifferentieerd naar gebieden in deopenbare ruimte. Deze gebieden verschillen naar de inrichtingen de intensiteit van gebruik. De semi-openbare ruimte inrelatie tot wonen valt in het

De stedelijke Visie op Leefbaarheid 7 1 . 1 . I n l e i d i n g 7 1 . 2 . De Amsterdamse leefbaarheidsaanpak gewogen 8 1 . 3 . De stedelijke visie op leefbaarheid in Amsterdam, inhoud en afbakening 9 1 . 4 . Visie op stedelijke rol in de aanpak van leefbaarheid in Amsterdam 1 3 Hoofdstuk 2 Een Amsterdams Peil voor leefbaarheid:

Related Documents:

5.10 Stedelijke kavelruil en kostenverhaal 70 5.11 Perspectief van een ontwikkelaar 72 5.12 Stedelijke kavelruil als procesversneller 73 5.13 Manage de bundel! Stedelijke kavelruil en de bundel van rechten 75 5.14 Stedelijke kavelruil: nuttig instrument voor gebiedstransformatie80 5.15 Succes zit in het toevoegen van waarde 81

1.4. Ecosysteemdiensten in een stedelijke omgeving 15 1.5. Handleiding en webtool voor een stedelijke omgeving 15 1.6. Beoogde eindgebruikers 16 1.7. bronnen 17 HOOFDSTUK 2. Methode_ 18 2.1. Hoe ecosysteemdiensten waarderen? 18 2.2. Vertaling naar indicatoren 19 2.3. Beperkingen 19 2.3.1.

Stedelijke bevoorrading Pagina 8 van 46 Beschrijving van de rol van de Rijksoverheid aan de hand van een historisch overzicht (hoofdstuk 3). Beschrijving van de trends die van invloed zijn op de stedelijke bevoorrading (hoofdstuk 4) en beschrijving van de innovaties binnen het terrein van de stedelijke bevoorrading (hoofdstuk 5).

Stedelijke ontwikkelingen 2000-2006 11 Trends 1996-2006: een vergelijking met de periode 1996-2002 14 Verdieping 17 1 Typering van stedelijke milieus 19 2 Ontwikkelingen in de stedelijke m1ilieus 23 2.1 Ruimtebeslag, dichtheid en functiemenging in het stedelijk gebied 23 2.2 Het ruimtebeslag van de stedelijke milieus, en transformaties 24

Whitepaper - Succesvolle duurzame stedelijke ontwikkeling 2 Het gaat om balans en verbindingen In de duurzame stedelijke ontwikkeling is de drie-eenheid 'People Planet Profit' - ook wel de drie P's - een geaccepteerde richtlijn. People (het sociale domein, oftewel de menselijke gedragingen in de ruimte), Planet (het milieukundige .

Stedelijke Vernieuwing; een paradox tussen vast en vloeibaar Puur semantisch gezien is stedelijke vernieuwing de aanduiding van een proces van verandering. Steden vernieuwen zich continu op fysiek, cultureel, sociaal, politiek en economisch vlak. Dit proces wordt voortgedreven door een complex samenstel van effecten en besluiten op meerdere

stedelijke culturele regio's en formuleert de uitgangspunten voor samenwerking met gemeenten en provincies. Daaruit wordt in grote lijnen duidelijk hoe OCW aankijkt tegen stedelijke regio's en de plannen die het ministerie van die regio's verwacht. Het kabinet nodigt de andere overheden uit om stedelijke en regionale profielen op te stellen.

geomagnetic field Magnetic “Operative” physical property Method Measured parameter. Further reading Keary, P. & Brooks, M. (1991) An Introduction to Geophysical Exploration. Blackwell Scientific Publications. Mussett, A.E. & Khan, M. (2000) Looking into the Earth – An Introduction to Geological Geophysics. Cambridge University Press. McQuillin, R., Bacon, M. & Barclay, W .