Rosemount 2051-druktransmitter En Rosemount 2051CF-serie Flowmeters

3m ago
12 Views
1 Downloads
3.69 MB
36 Pages
Last View : 12d ago
Last Download : 3m ago
Upload by : Matteo Vollmer
Transcription

Snelstartgids 00825-0111-4107, Rev DC Februari 2019 Rosemount 2051-druktransmitter en Rosemount 2051CF-serie flowmeters met 4-20 mA HART en 1–5 V d.c. laagvermogen HART-protocol (revisie 5 en 7)

Snelstartgids Februari 2019 MEDEDELING Deze gids bevat elementaire richtlijnen voor Rosemount 2051-druktransmitters. Hij bevat geen instructies voor configuratie, diagnostiek, onderhoud, reparatie of probleemoplossing of voor explosieveilige, drukvaste of intrinsiek veilige (I.S.) installaties. Raadpleeg de naslaghandleiding van de Rosemount 2051 voor nadere instructies. Deze handleiding is tevens in elektronische vorm beschikbaar op Emerson.com/ Rosemount. WAARSCHUWING Explosies kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. Bij installatie van deze transmitter in een explosiegevaarlijke omgeving moeten de geldende plaatselijke, landelijke en internationale normen, voorschriften en procedures worden gevolgd. Raadpleeg het gedeelte over goedkeuringen in de naslaghandleiding van de Rosemount 2051 voor bepalingen in verband met veilige installatie. Zorg voordat u een op HART gebaseerde communicator aansluit in een explosiegevaarlijke atmosfeer dat alle instrumenten in de kring zijn geïnstalleerd volgens intrinsiek veilige of niet-vonkende veldbedradingsmethoden. Verwijder bij een explosieveilige/drukvaste installatie de transmitterdeksels niet terwijl er stroom staat op het instrument. Proceslekken kunnen leiden tot lichamelijk en zelfs dodelijk letsel. Om proceslekken te voorkomen mag u alleen de O-ring gebruiken die speciaal is ontworpen om af te dichten in combinatie met de bijbehorende flensadapter. Elektrische schokken kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. Voorkom aanraking van de draden en aansluitklemmen. De draden kunnen onder hoge spanning staan, die elektrische schokken kan veroorzaken. Kabelbuis-/kabelingangen Tenzij anders vermeld zijn de kabelbuis-/kabelingangen in de behuizing van de transmitter voorzien van 1/2—14 NPT-draad. Ingangen met de aanduiding “M20” zijn voorzien van een M20 1,5 schroefdraad. Op instrumenten met meerdere kabelbuisopeningen hebben alle ingangen dezelfde schroefdraad. Gebruik alleen pluggen, adapters, wartels en kabelbuizen met een geschikte schroefdraad wanneer u deze openingen afsluit. Inhoud Gereedheid van het systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 Monteer de transmitter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 Overweeg of de behuizing gedraaid moet worden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8 Stel de schakelaars in . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 Sluit de bedrading aan en schakel het apparaat in . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 Controleer de transmitterconfiguratie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13 Trim de transmitter. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17 Met veiligheidsinstrumenten uitgeruste systemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18 Productcertificeringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19 2

Snelstartgids Februari 2019 1.0 Gereedheid van het systeem 1.1 Controleer of het systeem geschikt is voor de HART-revisie Controleer, als u een op HART gebaseerd systeem voor besturing of middelenbeheer gebruikt, eerst of deze systemen met HART kunnen worden gebruikt voordat u de transmitter installeert. Niet alle systemen kunnen communiceren volgens het protocol van HART-revisie 7. Deze transmitter kan worden geconfigureerd voor HART-revisie 5 of 7. Zie pagina 16 voor instructies over het wijzigen van de HART-revisie op de transmitter. 1.2 Controleer of de device driver juist is Controleer of de meest recente device driver (DD/DTM ) is geïnstalleerd op uw systemen om een goede communicatie te verzekeren. Download de meest recente device driver-bestanden via EmersonProcess.com of HARTComm.org. 1.3 Instrumentrevisies en device drivers voor Rosemount 2051 Controleer of de meest recente device driver (DD/DTM) is geïnstalleerd op uw systemen om een goede communicatie te verzekeren. 1. Download de meest recente DD via EmersonProcess.com of HARTComm.org. 2. Selecteer in het vervolgkeuzemenu Browse by Member (bladeren op lid) de Rosemount-divisie van Emerson Automation Solutions. 3. Selecteer het gewenste product. Gebruik in Tabel 1 de HART Universal Revision- en instrumentrevisienummers om de juiste device driver te vinden. Tabel 1. Instrumentrevisies en bestanden Rosemount 2051 Identificeer instrument Datum softwarerelease NAMURsoftwarerevisie(1) HARTsoftwarerevisie(2) April 2012 1.0.0 01 Januari 1998 N.v.t. 178 Zoek device driver-bestanden Lees instructies Controleer functionaliteit Universele InstrumentHARTrevisie(2) revisie Documentnummer handleiding Veranderingen in de software(3) AA Zie Voetnoot 3 voor een lijst van veranderingen. 7 10 5 9 5 3 N.v.t. 1. De NAMUR-softwarerevisie staat vermeld op het hardwarelabel van het apparaat. De HART-softwarerevisie kan worden afgelezen met een voor HART geschikt configuratie-instrument. 2. De bestandsnaam van de device driver bevat de instrument- en DD-revisie, bijv. 10 01. Het HART-protocol is zo ontworpen dat ook oudere revisies van de device driver kunnen communiceren met nieuwe HART-apparatuur. Om gebruik te kunnen maken van nieuwe functies, moet u de nieuwe device driver downloaden. Voor complete functionaliteit wordt aangeraden om nieuwe device driver-bestanden te downloaden. 3. HART-revisie 5 en 7 selecteerbaar, met veiligheidscertificering. Lokale bediening, proceswaarschuwingen, geschaalde variabele, configureerbare alarmen, meer technische eenheden. 3

Februari 2019 Snelstartgids 2.0 Monteer de transmitter 2.1 Vloeistoftoepassingen 1. Breng tappunten aan in de zijkant van de leiding. 2. Monteer naast of onder de tappunten. 3. Monteer de transmitter met de aftap-/ontluchtingskranen omhoog. Afbeelding 1. Vloeistoftoepassingen StroomFlow richting B A A. Coplanar B. Inline 2.2 Gastoepassingen 1. Breng tappunten aan in de boven- of zijkant van de leiding. 2. Monteer naast of boven de tappunten. Afbeelding 2. Gastoepassingen StroomFlow richting A A. Coplanar B. Inline B 2.3 Stoomtoepassingen 1. Breng tappunten aan in de zijkant van de leiding. 2. Monteer naast of onder de tappunten. 3. Vul de impulsleidingen met water. Afbeelding 3. Stoomtoepassingen StroomFlow richting A A. Coplanar B. Inline 4 B

Snelstartgids Februari 2019 Afbeelding 4. Montage aan leiding of paneel Rosemount 2051C Paneelmontage(1) Buismontage Coplanar-flens Traditionele flens Rosemount 2051T 1. Dit product wordt zonder paneelbouten geleverd. 5

Februari 2019 Snelstartgids 2.4 Overwegingen m.b.t. boutbevestiging Volg, met het oog op de optimale prestatiekenmerken van de transmitters, deze montagerichtlijnen om een goede afdichting te waarborgen als voor de installatie van de transmitter de montage van procesflenzen, verdeelstukken of flensadapters is vereist. Gebruik uitsluitend de bij de transmitter geleverde bouten of bouten die door Emerson Automation Solutions als reserveonderdeel worden verkocht. In Afbeelding 5 staan veelgebruikte transmitterconstructies afgebeeld met de vereiste boutlengte voor een correcte montage van de transmitter. Afbeelding 5. Gebruikelijke transmitterinstallaties C A D 44x 57 mm 2.25-in. (2,25 inch) (57 mm) 4 4x 44 mm (1,75 inch) 1.75-in. (44 mm) B 44 x1.75-in. 44 mm (1,75 inch) (44 mm) 44 x1.75-in. 44 mm (1,75 inch) (44 mm) 4 4x 44 mm (1,75 inch) 1.75-in. (44 mm) 4 x473 mm (2,88 inch) 2.88-in. (73 mm) A. Transmitter met Coplanar-flens B. Transmitter met Coplanar-flens en optionele flensadapters C. Transmitter met traditionele flens en optionele flensadapters D. Transmitter met Coplanar-flens en optionele verdeelstuk- en flensadapters Gewoonlijk worden bouten van koolstofstaal of roestvast staal gebruikt. Controleer het materiaal door naar de markeringen op de boutkop te kijken en deze te vergelijken met Tabel 2. Als het boutmateriaal niet is aangegeven in Tabel 2, kunt u zich voor nadere inlichtingen wenden tot de plaatselijke vertegenwoordiger van Emerson Automation Solutions. Gebruik de volgende procedure voor het installeren van de bouten: 1. Bouten van koolstofstaal hebben geen smering nodig, en op bouten van roestvast staal is een laagje smeermiddel aangebracht om de installatie te vergemakkelijken. Bij geen van beide bouttypen mag voor het aanbrengen extra smeermiddel worden aangebracht. 2. Draai de bouten handvast aan. 3. Haal de bouten kruislings aan tot de initiële momentwaarde. Zie Tabel 2 voor de initiële momentwaarde. 4. Haal de bouten volgens hetzelfde kruispatroon aan tot de uiteindelijke momentwaarde. Zie Tabel 2 voor de uiteindelijke momentwaarde. 5. Controleer of de flensbouten uit de isolatorplaat steken voordat u er druk op zet. 6

Snelstartgids Februari 2019 Tabel 2. Momentwaarden voor flens- en flensadapterbouten Boutmateriaal Kopmarkeringen Koolstofstaal (CS) B7M 316 B8M 316 R STM 316 Roestvast staal (SST) 316 Initiële momentwaarde Definitieve momentwaarde 300 in-lb 650 in-lb 150 in-lb 300 in-lb SW 316 WAARSCHUWING Als er verkeerde O-ringen op de flensadapters worden aangebracht, kan lekkage van procesmedium ontstaan, met mogelijk ernstig of dodelijk letsel als gevolg. De twee flensadapters zijn herkenbaar aan hun unieke O-ringgroeven. Gebruik uitsluitend de O-ring die bestemd is voor de specifieke flensadapter, hieronder afgebeeld: Rosemount 3051S/3051/2051/3095 3051S/3051/2051/3095 A B C D Rosemount Rosemount 1151 1151 A B C D A. Flensadapter B. O-ring C. PTFE-profiel is vierkant D. Elastomeer (profiel is rond) 2.5 Milieukeurmerk voor behuizing Schroefdraadtape (PTFE) of -pasta op buitenschroefdraad van kabelbuizen is vereist om een water- en stofdichte kabelbuisafdichting tot stand te brengen en om te voldoen aan de vereisten van NEMA type 4X, IP66 en IP68. Vraag de fabriek of andere beschermingsgraden vereist zijn. Draai kabelbuispluggen met M20-schroefdraad over de volledige draad aan, of totdat mechanische weerstand wordt bereikt. 7

Februari 2019 Snelstartgids 2.6 Montagerichting inline-druktransmitter De drukpoort aan de lage kant (ref. atmosferische druk) op de inline-verschildruktransmitter bevindt zich in de hals van de transmitter, achter de behuizing. Het ontluchtingstraject ligt 360 rond de transmitter tussen de behuizing en de sensor. (Zie Afbeelding 6.) LET OP Houd het ontluchtingstraject vrij van alle obstructies, inclusief maar niet beperkt tot verf, stof en smeermiddel, door de transmitter zo te monteren dat de verontreiniging kan worden afgevoerd. Afbeelding 6. Drukpoort aan lage kant inline-verschildruktransmitter A A. Drukpoort aan lage kant (ref. atmosferische druk) 3.0 Overweeg of de behuizing gedraaid moet worden Om de toegang tot de bedrading te verbeteren of de optionele LCD-display beter af te kunnen lezen: 1. Draai de stelschroef voor het draaien van de behuizing los met een inbussleutel van 5/64 inch (2mm). 2. Draai de behuizing tot 180 linksom of rechtsom vanuit de oorspronkelijke stand.(1) Opmerking De transmitter kan beschadigd raken als u de behuizing te ver draait. 3. Haal de stelschroef voor het draaien van de behuizing aan met maximaal 7 in-lb nadat de behuizing naar wens is gedraaid. Afbeelding 7. Stelschroef behuizing transmitter A A. Stelschroef voor draaien behuizing (5/64 inch) 1. Oorspronkelijke stand Rosemount 3051C: in lijn met “H”-kant; oorspronkelijke stand Rosemount 3051T: tegenover openingen in de beugel. 8

Snelstartgids Februari 2019 4.0 Stel de schakelaars in Stel vóór installatie de configuratie van de alarm- en beveiligingsschakelaar in zoals afgebeeld in Afbeelding 8. Met de alarmschakelaar stelt u het analoge uitgangsalarm in op hoog of laag. - De standaard alarminstelling is hoog. Met de beveiligingsschakelaar staat u toe ( ) of voorkomt u ( ) dat configuratie van de transmitter plaatsvindt. - De standaardinstelling is uit ( ). Volg de onderstaande procedure voor het wijzigen van de configuratie van de schakelaars: 1. Beveilig na installatie van de transmitter de kring en sluit de spanning af. 2. Verwijder het behuizingsdeksel dat zich tegenover de veldaansluitingen bevindt. Verwijder de deksels van het instrument niet in een explosiegevaarlijke omgeving als er spanning op het circuit staat. 3. Schuif de beveiligings- en alarmschakelaars met een kleine schroevendraaier in de gewenste stand. 4. Bevestig het transmitterdeksel weer. Het deksel moet volledig sluiten om aan de vereisten voor explosieveiligheid te voldoen. Afbeelding 8. Transmitterprintplaat Zonder LCD-displaymeter Met LOI/LCD-display A B A. Alarm B. Beveiliging 9

Februari 2019 Snelstartgids 5.0 Sluit de bedrading aan en schakel het apparaat in Gebruik voor een optimaal resultaat afgeschermde kabel met getwiste aders. Gebruik draadmaat 24 AWG of groter met een lengte van ten hoogste 1500 meter (5000 ft). Leg, indien van toepassing, de bedrading aan met een druppellus. Leg de druppellus zo dat de onderkant lager dan de kabelbuisaansluitingen en de behuizing van de transmitter komt te liggen. Afbeelding 9. Bedrading van de transmitter (4–20 mA HART) B A A. Gelijkspanningsvoeding B. RL 250 (alleen voor HART-communicatie vereist) Afbeelding 10. Bedrading van de transmitter (1–5 V d.c. laagvermogen) B A A. Voeding B. Spanningsmeter LET OP Installatie van het aansluitklemmenblok voor overspanningsbeveiliging biedt alleen bescherming tegen overspanning als de kast van de Rosemount 2051 correct is geaard. Laat de signaalbedrading niet samen met de voedingsbedrading door een kabelbuis of open kabelgoot of in de buurt van zware elektrische apparatuur lopen. Sluit de onder spanning staande signaalbedrading niet aan op de testaansluitklemmen. De stroom kan de testdiode in het aansluitklemmenblok beschadigen. 10

Snelstartgids Februari 2019 Volg de onderstaande stappen voor bedrading van de transmitter: 1. Verwijder het behuizingsdeksel aan de kant met veldaansluitingen. 2. Sluit de draden aan zoals afgebeeld in Afbeelding 9 of Afbeelding 10. 3. Draai de aansluitklemschroeven aan om te zorgen dat er goed contact is tussen de schroef van het aansluitklemmenblok en de sluitring. Bij een directe bedradingsmethode wikkelt u de draad rechtsom om ervoor te zorgen dat deze op zijn plaats zit wanneer u de aansluitklemmenblokschroef aandraait. Opmerking Het gebruik van een pen of adereindhuls wordt afgeraden, omdat de aansluiting na verloop van tijd of door trillingen los kan raken. 4. Aard de behuizing volgens de plaatselijke voorschriften voor aarding. 5. Zorg voor een goede aardverbinding. Het is belangrijk dat de afscherming van de instrumentkabel: a. kort wordt afgesneden en geïsoleerd zodat deze niet tegen de transmitterbehuizing aankomt; b. wordt verbonden met de volgende afscherming als de kabel door een aansluitkast wordt geleid; c. aan de voedingszijde met een goed aardpunt worden verbonden. 6. Zie, indien overspanningsbeveiliging vereist is, het onderdeel “Aarding voor aansluitklemmenblok met stootspanningsbeveiliging” op pagina 12 voor aanwijzingen over aarding. 7. Sluit ongebruikte kabelopeningen en dicht ze af. 8. Plaats het behuizingsdeksel terug. Afbeelding 11. Aarding A D DP C B E A. Afscherming afknippen en isoleren B. Afscherming isoleren C. Massadraad kabelafscherming verbinden met aarde D. Intern aardpunt E. Extern aardpunt 11

Snelstartgids Februari 2019 5.1 Aarding voor aansluitklemmenblok met stootspanningsbeveiliging Op de buitenkant van de elektronicakast en in het aansluitklemmenvak zijn aardpunten aangebracht. Deze aardpunten worden gebruikt als er aansluitklemmenblokken voor stootspanningsbescherming zijn geïnstalleerd. Voor het verbinden van het aardpunt op de behuizing met de aarde (intern of extern) wordt gebruik van een draad van 18 AWG of groter aanbevolen. Als de transmitter momenteel niet is bedraad voor opstarten en communicatie, volgt u Stap 1 tot en met 8 van “Sluit de bedrading aan en schakel het apparaat in” op pagina 10. Als de transmitter naar behoren is bedraad, raadpleegt u Afbeelding 11 voor interne en externe aardpunten voor stootspanningsbeveiliging. 12

Snelstartgids Februari 2019 6.0 Controleer de transmitterconfiguratie Controleer de configuratie met een configuratie-apparaat met HART of met een Local Operator Interface (LOI, lokale bediening) - optiecode M4. Deze stap bevat configuratie-instructies voor een veldcommunicator en LOI. Zie de referentiehandleiding voor de Rosemount 2051 voor aanwijzingen over configuratie met AMS Device Manager. 6.1 Controle van de configuratie met een veldcommunicator Voor controle van de configuratie moet een Rosemount 2051 DD op de veldcommunicator geïnstalleerd zijn. De sneltoetsreeksen voor de meest recente DD staan vermeld in Tabel 3 op pagina 13. Neem voor de sneltoetsreeksen van oudere DD’s contact op met de plaatselijke vertegenwoordiger van Emerson. Opmerking Emerson beveelt aan om de meest recente DD te installeren, zodat u over alle functies kunt beschikken. Ga naar EmersonProcess.com of HARTComm.org. 1. Controleer de configuratie van het apparaat volgens de sneltoetscombinaties in Tabel 3. a. De basisconfiguratieparameters worden aangeduid met een vinkje ( ). Als onderdeel van de configuratie en het opstarten moet u ten minste deze parameters controleren. b. Een (7) geeft aan dat deze functie alleen in de modus HART-revisie 7 beschikbaar is. Tabel 3. Sneltoetsreeks voor instrumentrevisie 9 en 10 (HART7), DD-revisie 1 Functie Sneltoetsreeks HART 7 HART 5 Alarm and Saturation Levels (alarm- en verzadigingsniveaus) 2, 2, 2, 5, 7 2, 2, 2, 5, 7 Damping (demping) 2, 2, 1, 1, 5 2, 2, 1, 1, 5 Range Values (bereikwaarden) 2, 2, 2 2, 2, 2 Tag (tag) 2, 2, 7, 1, 1 2, 2, 7, 1, 1 Transfer Function (transferfunctie) 2, 2, 1, 1, 6 2, 2, 1, 1, 6 Units (eenheden) 2, 2, 1, 1, 4 2, 2, 1, 1, 4 2, 2, 5, 3 2, 2, 5, 3 2, 2, 4 2, 2, 4 Date (datum) 2, 2, 7, 1, 4 2, 2, 7, 1, 3 Descriptor (omschrijving) 2, 2, 7, 1, 5 2, 2, 7, 1, 4 3, 4, 2 3, 4, 2 Burst Mode (burst-modus) Custom Display Configuration (aangepaste display-configuratie) Digital To Analog Trim (trim digitaal naar analoog) (4—20 mA-uitgang) 13

Februari 2019 Snelstartgids Tabel 3. Sneltoetsreeks voor instrumentrevisie 9 en 10 (HART7), DD-revisie 1 Functie Sneltoetsreeks HART 7 HART 5 Disable Configuration Buttons (configuratieknoppen uitschakelen) 2, 2, 6, 3 2, 2, 6, 3 Rerange with Keypad (bereik anders instellen met toetsenblok) 2, 2, 2, 1 2, 2, 2, 1 3, 5, 1 3, 5, 1 Loop Test (kringtest) Lower Sensor Trim (sensor-trim laag) 3, 4, 1, 2 3, 4, 1, 2 2, 2, 7, 1, 6 2, 2, 7, 1, 5 Scaled D/A Trim (4—20 mA Output) (geschaalde D/A-trim [uitgang 4—20 mA]) 3, 4, 2 3, 4, 2 Sensor Temperature/Trend (sensortemperatuur/trend) 3, 3, 3 3, 3, 3 Upper Sensor Trim (sensor-trim hoog) 3, 4, 1, 1 3, 4, 1, 1 Digital Zero Trim (digitale nulpuntstrim) 3, 4, 1, 3 3, 4, 1, 3 Password (wachtwoord) 2, 2, 6, 5 2, 2, 6, 4 3, 2, 2 3, 2, 2 HART revision 5 to HART revision 7 switch (overschakelen van HART-revisie 5 op HART-revisie 7) 2, 2, 5, 2, 3 2, 2, 5, 2, 3 Long Tag (lange tag) 2, 2, 7, 1, 2 N.v.t. Find Device (zoek instrument) 3, 4, 5 N.v.t. Simulate Digital Signal (simulatie digitaal signaal) 3, 4, 5 N.v.t. Message (bericht) Scaled Variable (geschaalde variabele) 6.2 Controle van de configuratie met LOI De optionele LOI kan worden gebruikt voor het in bedrijf stellen van het instrument. De LOI heeft een ontwerp met twee knoppen, met interne en externe knoppen. De interne knoppen bevinden zich op de display van de transmitter en de externe knoppen onder het metalen naamplaatje bovenop. Druk op een willekeurige knop om de LOI te activeren. De functies van de LOI-knoppen staan weergegeven op de onderste hoeken van de display. Zie Tabel 4 en Afbeelding 13 voor de werking van de knoppen en informatie over de menu’s. 14

Snelstartgids Februari 2019 Afbeelding 12. Interne en externe knoppen van de LOI A B A. Interne knoppen B. Externe knoppen Opmerking Zie Afbeelding 14 op pagina 18 voor controle van de werking van de externe knoppen. Tabel 4. Werking van de knoppen op de LOI Knop Links Rechts Nee SCROLLEN Ja ENTER 15

Februari 2019 Snelstartgids Afbeelding 13. LOI-menu Controleer alle relevante parameters die op de transmitter zijn ingesteld CONFIGURATIE WEERGEVEN NULPUNTSTRIM Stel de eenheden voor druk en temperatuur in EENHEDEN BEREIK OPNIEUW INSTELLEN Stel de analoge uitgang in om de integriteit van de kring te testen KRINGTEST DISPLAY Configureer de Display Stel 4–20 mA-waarden in door druk aan te leggen Stel 4-20 mA-waarden in door waarden in te voeren Volledige Kalibratie Demping Transferfunctie PV toewijzen Geschaalde variabele UITGEBREID MENU MENU AFSLUITEN Tag Alarm en Verzadiging Wachtwoord Simuleren HART-revisie 6.3 Overschakelen op andere HART-revisie Als het HART-configuratie-instrument niet kan communiceren met HART-versie 7, laadt de Rosemount 2051 een generiek menu met beperkte functies. Met behulp van de volgende procedure wijzigt u vanuit het generieke menu de instelling voor de HART-revisie: 1. Manual Setup (Handmatige setup) Device Information (Instrumentinformatie) Identification (identificatie) Message (Bericht) a. Voer in het veld Message “HART5” in om over te schakelen op HART-revisie 5 b. Voer in het veld Message “HART7” in om over te schakelen op HART-revisie 7 16

Snelstartgids Februari 2019 7.0 Trim de transmitter De instrumenten worden in de fabriek gekalibreerd. Na installatie wordt aanbevolen om een nulpuntstrim op de meter en verschildruktransmitters te verrichten om eventuele fouten vanwege de montagepositie of statische druk te verhelpen. De nulpuntstrim kan zowel met een veldcommunicator als met de configuratieknoppen worden uitgevoerd. Zie de referentiehandleiding voor de Rosemount 2051 voor aanwijzingen over het gebruik van de AMS Device Manager. Opmerking Zorg bij het uitvoeren van een nulpuntstrim dat de egalisatiekraan openstaat en alle natte poten tot het juiste niveau zijn gevuld. LET OP Nulpuntsinstelling op een absolute transmitter van het Rosemount 2051TA-model wordt afgeraden. 1. Kies de gewenste trimprocedure a. Analoge nulpuntstrim — stel de analoge uitgang in op 4 mA. Dit wordt ook wel een “rerange” (bereik anders instellen) genoemd en stelt de Lower Range Value (LRV, onderste meetgrens) in op een waarde die gelijk is aan de gemeten druk. De display en de digitale HART-uitgang blijven ongewijzigd. b. Digitale nulpuntstrim — hiermee kalibreert u het nulpunt van de sensor opnieuw. Dit heeft geen invloed op de LRV. De drukwaarde is nul (op de display en de HART-uitgang). Het 4 mA-punt mag geen nul zijn. Hiervoor moet de in de fabriek gekalibreerde nuldruk binnen 3% van de URL (0 3% URL) liggen. Voorbeeld URV 250 inH2O Aangelegde nuldruk 0,03 250 inH2O 7,5 inH2O (vergeleken met fabrieksinstelling). Waarden buiten dit bereik worden door de transmitter afgewezen. 7.1 Trimmen met een veldcommunicator 1. Sluit de veldcommunicator aan. Zie “Sluit de bedrading aan en schakel het apparaat in” op pagina 10 voor aanwijzingen. 2. Volg het HART-menu om de gewenste nulpuntstrim uit te voeren. Tabel 5. Sneltoetsen voor nulpuntstrim Sneltoetsreeks Analoog nulpunt (4 mA instellen) Digitaal nulpunt 3, 4, 2 3, 4, 1, 3 17

Februari 2019 Snelstartgids 7.2 Trimmen met de configuratieknoppen De nulpuntstrim moet worden verricht met een van de drie mogelijke combinaties van externe configuratieknoppen onder het naamplaatje bovenop. Om toegang tot de configuratieknoppen te verkrijgen, draait u de schroef los en verschuift u het naamplaatje bovenop de transmitter. Controleer de werking aan de hand van Afbeelding 12. Afbeelding 14. Externe configuratieknoppen LOI Analoog nulpunt en meetbereik Digitaal nulpunt A A. Configuratieknoppen Gebruik de volgende procedures om een nulpuntstrim uit te voeren: Verricht het trimmen met de LOI (optie M4) 1. Stel de transmitterdruk in. 2. Zie Afbeelding 13 op pagina 16 voor het bedrijfsmenu. a. Verricht een analoge nulpuntstrim door Rerange (het bereik anders instellen) te selecteren. b. Verricht een digitale nulpuntstrim door Zero Trim (nulpuntstrim) te selecteren. Verricht een trim met analoog nulpunt en meetbereik (optie D4) 1. Stel de transmitterdruk in. 2. Houd de nulpunt-knop twee seconden ingedrukt om een analoge nulpuntstrim te verrichten. Verricht een trim met digitaal nulpunt (optie DZ) 1. Stel de transmitterdruk in. 2. Houd de nulpunt-knop twee seconden ingedrukt om een digitale nulpuntstrim te verrichten. 8.0 Met veiligheidsinstrumenten uitgeruste systemen Zie voor installaties met veiligheidscertificering de Rosemount 2051-naslaghandleiding voor informatie over de installatieprocedure en systeemvereisten. 18

Februari 2019 Snelstartgids 9.0 Productcertificeringen Rev1.3 9.1 Informatie over Europese richtlijnen Achter in deze snelstartgids vindt u een exemplaar van de EG-verklaring van overeenstemming. De meest recente revisie van de EG-verklaring van overeenstemming vindt u op EmersonProcess.com/Rosemount. 9.2 Certificering voor normale locaties De transmitter is volgens de standaardprocedure onderzocht en getest, waarbij is vastgesteld dat het ontwerp voldoet aan de elementaire elektrische, mechanische en brandveiligheidsvereisten, door een in de VS nationaal erkend onderzoekslaboratorium (nationally recognized testing laboratory; NRTL) dat is geaccrediteerd door de Amerikaanse Occupational Safety and Health Administration (OSHA). 9.3 Noord-Amerika E5 VS explosieveilig (XP) en stofontstekingsbestendig (DIP) Certificaat: 3032938 Normen: FM-klasse 3600 — 2011, FM-klasse 3615 — 2006, FM-klasse 3616 — 2011, FM-klasse 3810 — 2005, ANSI/NEMA 250 — 2008, ANSI/IEC 60529 2004 Markeringen: XP CL I, DIV 1, GP B, C, D; DIP CL II, DIV 1, GP E, F, G; CL III; T5(—50 C Ta 85 C); in fabriek afgedicht; type 4X I5 VS intrinsieke veiligheid (IS) en niet-vonkend (NI) Certificaat: 3033457 Normen: FM-klasse 3600 — 2011, FM-klasse 3610 — 2010, FM-klasse 3611 — 2004, FM-klasse 3810 — 2005, ANSI/NEMA 250 — 2008 Markeringen: IS CL I, DIV 1, GP A, B, C, D; CL II, DIV 1, GP E, F, G; klasse III; DIV 1 indien geïnstalleerd volgens Rosemount-tekening 02051-1009; klasse I, zone 0; AEx ia IIC T4; NI CL 1, DIV 2, GP A, B, C, D; T4(—50 C Ta 70 C); type 4x IE USA FISCO Certificaat: Normen: 3033457 FM-klasse 3600 — 2011, FM-klasse 3610 — 2010, FM-klasse 3611 — 2004, FM-klasse 3810 — 2005 Markeringen: IS CL I, DIV 1, GP A, B, C, D indien aangesloten volgens Rosemount-tekening 02051-1009 (—50 C Ta 60 C); type 4x E6 Canada explosieveilig, stofontstekingsbestendig Certificaat: 2041384 Normen: CAN/CSA C22.2 nr. 0-10, CSA-norm C22.2 nr. 25-1966, CSA-norm C22.2 nr. 30-M1986, CAN/CSA-C22.2 nr. 94-M91, CSA-norm C22.2 nr. 142-M1987, CAN/CSA-C22.2 nr. 157-92, CSA-norm C22.2 nr. 213-M1987, CAN/CSA-E60079-0:07, CAN/CSA-E60079-1:07, CAN/CSA-E60079-11-02, CAN/CSA-C22.2 nr. 60529:05, ANSI/ISA-12.27.01—2003 19

Februari 2019 Snelstartgids Markeringen: Explosieveilig voor klasse I, divisie 1, groep B, C en D. Stofontstekingsbestendig voor klasse II en klasse III, divisie 1, groep E, F en G. Geschikt voor klasse I, divisie 2, groep A, B, C en D voor explosiegevaarlijke locaties binnen en buiten. Klasse I zone 1 Ex d IIC T5. Behuizing type 4X, in de fabriek afgedicht. Enkele afdichting I6 Intrinsieke veiligheid Canada Certificaat: 2041384 Normen: CSA-norm C22.2 nr. 142 - M1987, CSA-norm C22.2 nr. 213 - M1987, CSA-norm C22.2 nr. 157 - 92, CSA-norm C22.2 nr. 213 - M1987, ANSI/ISA 12.27.01 — 2003, CAN/CSA-E60079-0:07, CAN/CSA-E60079-11:02 Markeringen: Intrinsiek veilig voor klasse I, divisie 1, groep A, B, C en D wanneer aangesloten conform Rosemount-tekening 02051-1008. Ex ia IIC T3C. Enkele afdichting. Behuizing type 4X 9.4 Europa E1 ATEX drukvast Certificaat: KEMA 08ATEX0090X Normen: EN60079-0:2006, EN60079-1:2007, EN60079-26:2007 Markeringen: II 1/2 G Ex d IIC T6 IP66 (—50 C Ta 65 C); II 1/2 G Ex d IIC T5 IP66 (—50 C Ta 80 C) Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X): 1. De Ex d-afdichtpluggen, kabelwartels en bedrading moeten een temperatuur van 90 C kunnen weerstaan. 2. Dit apparaat bevat een membraan met dunne wand. Bij installatie, onderhoud en gebruik moet rekening worden gehouden met de omgevingsomstandigheden waaraan het membraan wordt blootgesteld. De instructies van de fabrikant voor onderhoud moeten nauwkeurig worden opgevolgd om de veiligheid gedurende de verwachte levensduur te garanderen. 3. Neem in geval van reparaties contact op met de fabrikant voor informatie over de afmetingen van de drukvaste verbindingen. I1 ATEX intrinsieke veiligheid Certificaat: Baseefa08ATEX0129X Normen: EN60079-0:2012, EN60079-11:2012 Markeringen: II 1 G Ex ia IIC T4 Ga (—60 C Ta 70 C) Tabel 6. Ingangsparameters Parameter Spanning Ui Fieldbus/PROFIBUS 30 V 30 V 200 mA 300 mA Vermogen Pi 1W 1,3 W Elektrische capaciteit Ci 0,012 F 0 F 0 mH 0 mH Stroom Ii Zelfinductie Li 20 HART

Snelstartgids Februari 2019 Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X): 1. Als de apparatuur is voorzien van een optionele 90 V-overspanningsbeveiliging, kan deze de 500 V-isolatietest niet doorstaan. Hiermee moet tijdens de installatie rekening worden gehouden. 2. De behuizing is mogelijk vervaardigd van een aluminiumlegering en is mogelijk afgewerkt met een beschermende polyurethaanlak; in zone 0 moet echter worden opgelet dat de behuizing niet wo

Rosemount 3051S/3051/2051/3095 Rosemount 1151 D C D Rosemount 3051S/3051/2051/3095 Rosemount 1151 Februari 2019. 8 Snelstartgids 2.6 Montagerichting inline-druktransmitter De drukpoort aan de lage kant (ref. atmosferische druk) op de inline-verschildruktransmitter bevindt zich in de hals van de transmitter, achter

Related Documents:

2 Rosemount 2051 September 2014 www.rosemount.com Rosemount 2051 Pressure Transmitter Product Offering Foundation of reliable measurement Differential, gage, and absolute pressure measurement Select from an extensive offering of DP Flowmeters, Liquid Level, Manifolds and Flanges. Available with variety of protocols and mat

Rosemount 3051S 305 A11 N/A 306 A11 N/A 304 A12 N/A Rosemount 3051/2051 305 N/A S5 306 N/A S5 304 N/A S6 Rosemount 2088 305 N/A N/A 306 N/A S5 304 N/A N/A Rosemount 4088 305 A11 N/A 306 A11 N/A 304 A12 N/A. Procedure. 1. Specify a completed Rosemount transmitter model number by referencing the applica

Rosemount 3051S 305 A11 N/A 306 A11 N/A 304 A12 N/A Rosemount 3051/2051 305 N/A S5 306 N/A S5 304 N/A S6 Rosemount 2088 305 N/A N/A 306 N/A S5 304 N/A N/A Rosemount 4088 305 A11 N/A 306 A11 N/A 304 A12 N/A. Procedure. 1. Specify a completed Rosemount transmitter model number by referencing the applica

Rosemount 3051S/3051/2051/3095 Rosemount 1151 D C D. July 2016 8 Quick Start Guide 2.6 In-line gage transmitter orientation The low side pressure port (atmospheric reference) on the in-line gage transmitter is located in the neck of the transmitter, behind the housing.

Product Data Sheet 00813-0100-4101, Rev FA April 2011 Rosemount 2051 www.rosemount.com Best in Class performance with up to 0.065% high accuracy option Rangeability of 100:1

The following Rosemount 2051 Pressure Transmitters are covered by this manual: Rosemount 2051CD Differential Pressure Transmitter Measures differential pressure up to 2000 psi (137,9 bar). Rosemount 2051CG Gage Pressure Transmitter Measures gage pressure up to 2000 psi (137,9 bar).

Rosemount 3051S/3051/2051 C D 00825-0600-4101_RevAC.fm Page 7 Monday, September 5, 2016 7:14 AM. September 2016 8 Quick Start Guide Keep the vent path free of any obstruction, including but not limited to paint, dust, and lubrication by mounting the transmitter so that fluids can drain away.

AssemblyLine flow and Hooks .26 Controlling the flow of an AssemblyLine . . . 30 Expressions .30 Expressions in component parameters .33 Expressions in LinkCriteria .33 Expressions in Branches, Loops and Switch/Case 34 Scripting with Expressions .34 The Entry object.35 Chapter 2. Scripting in TDI .37 Internal data model: Entries, Attributes and Values 38 Working with .