Eindhoven University Of Technology MASTER Didactische Redeneringen Van .

1y ago
4 Views
2 Downloads
1.95 MB
57 Pages
Last View : 3d ago
Last Download : 3m ago
Upload by : Maxine Vice
Transcription

Eindhoven University of TechnologyMASTERDidactische redeneringen van docenten die ten grondslag liggen aan het gebruik van ICTtoepassingen in de lesAdams, M.L.C.; Groenen, B.L.A.Award date:2016Link to publicationDisclaimerThis document contains a student thesis (bachelor's or master's), as authored by a student at Eindhoven University of Technology. Studenttheses are made available in the TU/e repository upon obtaining the required degree. The grade received is not published on the documentas presented in the repository. The required complexity or quality of research of student theses may vary by program, and the requiredminimum study period may vary in duration.General rightsCopyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright ownersand it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain

Didactische redeneringen van docenten die ten grondslagliggen aan het gebruik van ICT-toepassingen in de les.Martijn Adams (0517794)Ben Groenen (0553277)MSc Science Education and CommunicationDecember 2015Technische Universiteit Eindhoven (TU/e)Eindhoven School of Education (ESoE)Supervisorsdr. L.G.A. de Putter-Smitsdr. A.A.J. van den Beemt

SamenvattingWereldwijd neemt het belang en gebruik van Informatie en Communicatie Technologie (ICT) inhet dagelijks leven toe. Daarmee neemt ook de noodzaak toe voor burgers om over vaardighedente beschikken waarmee zij effectief kunnen participeren in de 21 eeuw (Fraillon et al., 2014).Ook in het onderwijs neemt ICT een belangrijke en steeds grotere rol in. De meerwaarde vanICT is empirisch aangetoond (Brummelhuis et al., 2009). Tegelijkertijd is er nog volop ruimtevoor bevordering van ICT gebruik in het voortgezet onderwijs. Er zijn namelijk zorgen over deeffectiviteit van het gebruik en de beperkte wijze waarop leraren de potentie van ICT benutten(Pynoo et al., 2013). Daarom is het belangrijk het daadwerkelijke gebruik van specifieke ICTtoepassingen in kaart te brengen en te relateren aan de didactische redeneringen van docentenen de leeropbrengsten in de praktijk.In dit onderzoek wordt een antwoord gegeven op de vraag: wat zijn de didactische redeneringenvan docenten in het havo/vwo-onderwijs die ten grondslag liggen aan het gebruik van ICTtoepassingen in een bepaalde lessituatie en hoe worden die ervaren door de leerlingen?Er blijkt een verschil te zijn tussen de didactische redeneringen van docenten die ten grondslag liggen aan het gebruik van specifieke ICT-toepassingen voorafgaand, tijdens en na de les.Voorafgaand aan de les worden de ICT-toepassingen voornamelijk met één duidelijke didactischeredenering ingezet. Tijdens lesobservaties en na de les blijkt dat specifieke ICT-toepassingenvoor meerdere didactische redeneringen zijn ingezet. Dit wordt nog eens extra bevestigd doorde ervaringen van docenten na de les. De ervaringen van leerlingen stemmen niet overeen metde ervaringen van docenten. De leerlingen blijken namelijk niet in staat aan te geven welke didactische redenering de docent beoogd heeft te gebruiken ten aanzien van de inzet van specifiekeICT-toepassingen. De zorgen over de effectiviteit van het gebruik en de beperkte wijze waaropleraren de potentie van ICT benutten (Pynoo et al., 2013) blijken daardoor deels terecht.iii

InhoudsopgaveInhoudsopgavev1 Introductie11.1Probleemstelling en onderzoeksvraag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .21.2Context van het onderzoek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .22 Theorie2.12.23Toename ICT-gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .32.1.1In Nederland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .32.1.2In het onderwijs . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .32.1.3In de les . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .42.1.4ICT-inzet in het curriculum . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .5Onderzoeksvraag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .52.2.17Deelvragen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .3 Methode93.1Ontwerp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .93.2Manier van aanpak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .93.3Data-analyse en interpretatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .103.4Deelnemers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .103.5Instrumentarium . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .114 Resultaten134.1Onderzoeksvraag 1: didactische redeneringen van docenten voorafgaand aan de les 134.2Onderzoeksvraag 2: observatie tijdens de les . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .15v

INHOUDSOPGAVE4.3Onderzoeksvraag 3: ervaring van docenten na de les . . . . . . . . . . . . . . . .164.4Onderzoeksvraag 4: ervaring van docenten in vergelijking met leerlingen . . . . .175 Discussie en conclusie195.1Onderzoeksvraag 1: didactische redeneringen van docenten voorafgaand aan de les 195.2Onderzoeksvraag 2: observatie tijdens de les . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .195.3Onderzoeksvraag 3: ervaring van docenten na de les . . . . . . . . . . . . . . . .205.4Onderzoeksvraag 4: ervaring van docenten in vergelijking met leerlingen . . . . .205.5Conclusie en aanbevelingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .20Literatuur23Appendix25A Instrument e-didactiek25B Vragenlijst41C Cronbachs α vragenlijst43D Resultaten onderzoeksvraag 448vi

Hoofdstuk 1IntroductieWereldwijd neemt het belang en gebruik van Informatie en Communicatie Technologie (ICT) inhet dagelijks leven toe. Daarmee neemt ook de noodzaak toe voor burgers om over vaardighedente beschikken waarmee zij effectief kunnen participeren in de 21 eeuw (Fraillon et al., 2014).De Nederlandse ICT staat er sterk voor. In het Global Information Technology Report worden143 economieën met elkaar vergeleken op het gebruik van ICT voor economische groei, innovatie,werkgelegenheid en maatschappelijk welzijn. Daaruit blijkt dat Singapore het best in staat is demogelijkheden van ICT te benutten, gevolgd door Finland en Zweden. Nederland staat op devierde plaats wereldwijd (Dutta et al., 2015).In het onderwijs neemt ICT een belangrijke en steeds grotere rol in. De meerwaarde van ICT isempirisch aangetoond (Brummelhuis et al., 2009). Een recent rapport van de Organisatie voorEconomische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) zet echter vraagtekens bij hoe ICT binnenhet onderwijs wereldwijd wordt ingezet (OECD, 2015).ICT maakt het onderwijs aantrekkelijker, efficiënter en effectiever (Voogt et al., 2010). In deliteratuur wordt vaak genoemd dat de integratie van ICT in het onderwijs stroef verloopt. Tochlaat onderzoek zien dat ongeveer 70% van de VO docenten gebruik maakt van ICT (Brummelhuiset al., 2012). ICT wordt dus al ruimschoots toegepast door docenten. Tegelijkertijd is er nogvolop ruimte voor bevordering van ICT gebruik in het VO. Er zijn namelijk zorgen over deeffectiviteit van het gebruik en de beperkte wijze waarop leraren de potentie van ICT benutten(Pynoo et al., 2013).Bij het gebruik van ICT gaat het niet om het knopvaardig zijn, maar vooral om het vermogenom digitale informatie en communicatie verstandig te gebruiken en de gevolgen daarvan kritischte beoordelen. Uit het onderzoek van (Pynoo et al., 2013) blijkt ook dat de inzet van ICT vooralondersteunend is en vaak niet essentieel voor het realiseren van de in het curriculum voorafgestelde leerdoelen. ICT is vooral aantrekkelijk voor het leren van leerlingen en kan helpen omhet doel van de les te realiseren en het leerproces te faciliteren. De meeste docenten zijn instaat om aan te geven waarom de inzet van ICT past bij vakinhoud en/of didactiek, maar dezeredenering blijkt slechts in de helft van de gevallen ook zichtbaar te zijn in de praktijk (Voogt,Van Braak et al., 2014).Het inzetten van ICT om bepaalde leerdoelen te realiseren heeft implicaties voor de organisatie1

HOOFDSTUK 1. INTRODUCTIEen de inhoud van het onderwijs (Voogt, 2008). Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat hetgebruik van ICT een positief effect kan hebben op het onderwijsleerproces (Brummelhuis et al.,2013). ICT helpt de leraar bij het voorbereiden van lessen, maar ook bij het bieden van maatwerkaan leerlingen. In de klas zorgt het voor afwisselende lessen die kunnen aansluiten bij de leerstijlen het niveau van de leerling. Door ICT op de juiste manier in te zetten, geredeneerd vanuit dedidactiek kan iedere leerling optimaal tot leren komen. De juiste inzet van ICT in het primaireproces zorgt ervoor dat de motivatie toeneemt, de leerprestaties verbeteren en het leerprocesefficiënter wordt. Deze drie effecten zorgen ervoor dat leerlingen meer en beter kunnen leren endat hiermee het leerrendement toeneemt (Brummelhuis et al., 2013). Daarom is het belangrijkhet daadwerkelijke gebruik van specifieke ICT-toepassingen in kaart te brengen en te relaterenaan de didactische redeneringen van docenten en de leeropbrengsten in de praktijk.1.1Probleemstelling en onderzoeksvraagVeel docenten gebruiken inmiddels ICT-toepassingen in de les (Meelissen et al., 2014). Hetblijkt echter dat leraren een onvoldoende beeld hebben van de potentie van ICT-toepassingenom specifieke leerdoelen te realiseren (Voogt, Van Braak et al., 2014). Door de toename van hetgebruik van deze ICT-toepassingen in het onderwijs groeit de behoefte aan inzicht in de matewaarin docenten bekwaam zijn in het gebruik van ICT.De centrale onderzoeksvraag voor dit onderzoek luidt daarom:Wat zijn de didactische redeneringen van docenten in het havo/vwo-onderwijs die ten grondslagliggen aan het gebruik van ICT-toepassingen in de les?1.2Context van het onderzoekDit onderzoek bouwt voort op twee uitgevoerde onderzoeken ((Holdampf & Voogt, 2014) en(Griethuijsen et al., 2014)) naar de inzet van ICT op een middelbare school en het mbo. Er zalgebruik worden gemaakt van instrumenten die hun kwaliteit in eerder onderzoek hebben bewezen(Voogt, Sligte & Van den Beemt, 2014).Er wordt beoogd een bijdrage te leveren aan zowel het onderwijsbeleid als de lespraktijk. Hetonderzoek levert een beeld op over de inzet van ICT door docenten en de redeneringen die aandit gebruik ten grondslag liggen. Dit geeft daarmee inzicht in de voortgang van de implementatievan beleidsmaatregelen ten aanzien van het regeringsbeleid.Tevens levert dit onderzoek een bijdrage aan kennis over de inzet van ICT in de onderwijspraktijken het type redeneringen die hieraan ten grondslag ligt, al dan niet gebaseerd op theoretische,empirische of praktijkkennis. Het levert daarmee een gedetailleerd inzicht op over het type kennisvan docenten met betrekking tot de inzet van ICT.2

Hoofdstuk 2Theorie2.12.1.1Toename ICT-gebruikIn NederlandIn verschillende onderdelen van de Nederlandse samenleving wordt ICT op een gunstige manierbenut, zo stelt het Global Information Technology Report (Dutta et al., 2015) waarin 143 economieën met elkaar worden vergeleken. Als het aankomt op het gebruik van ICT voor economischegroei, innovatie, werkgelegenheid en maatschappelijk welzijn, staat Nederland op de vierde plaatswereldwijd. In het bedrijfsleven zijn er steeds meer ondernemingen waarvan het verdienmodelvolledig digitaal is. Ook scoort Nederland hoog op de digitale communicatie van de overheid metburgers. Het rapport concludeert dat de vooruitstrevende ICT gunstig is voor de Nederlandseeconomie.2.1.2In het onderwijsHet onderwijs heeft de afgelopen jaren de mogelijkheden van ICT ontdekt. Dat is zichtbaar opvrijwel alle Nederlandse scholen. Discussies gaan niet meer over de vraag of ICT moet wordeningezet, maar over hoe we zorgen dat het bijdraagt aan de onderwijskwaliteit (Brummelhuis etal., 2015).Vanaf eind jaren '80 heeft de International Association for the Evaluation of Educational Achievement (IEA) verschillende internationaal vergelijkende studies geı̈nitieerd naar de rol van ICTin het basis- en voortgezet onderwijs. In 2011 gaven managers van scholen in het voortgezet onderwijs aan dat zij verwachtten dat in 2014 negen op de tien docenten in het voortgezet onderwijsICT zouden gebruiken in de les (Plantinga & Timmermans, 2011). Op dat moment gebruikten69% van de docenten ICT in hun onderwijs.De International Computer and Information Literacy Study (ICILS) is de meest recente IEAstudie naar de rol van ICT in het onderwijs, waaraan naast Nederland, 20 landen en statenhebben deelgenomen (Meelissen et al., 2014). Op basis van de ICILS-gegevens zit het percentagedocenten in het voortgezet onderwijs dat ICT gebruikt in de les in 2013 al boven de verwachting3

HOOFDSTUK 2. THEORIEvan 2011. Van de ondervraagde docenten gebruikt slechts 5% nooit een computer tijdens deles en 77% van de docenten minstens één keer per week de computer in hun onderwijs. Ditlaatste percentage is hoger dan in de meeste andere ICILS-landen (ICILS-gemiddelde: 62%).Alleen Australië (90%), Hong Kong (79%) en Noorwegen (78%) laten een iets hoger wekelijksgebruik van ICT zien (Fraillon et al., 2014). Onder de docenten van de natuurwetenschappelijkevakken en de maatschappijwetenschappen ligt het gebruik hoog, namelijk 87%. Het grootste deelvan de docenten (88%) gebruikt al meer dan twee jaar de computer voor onderwijsdoeleinden.Ook het gebruik van ICT voor andere werk gerelateerde zaken (97%) en het gebruik van ICTbuiten school (99%) is bij Nederlandse docenten hoog in vergelijking met de andere landen; hetICILS-gemiddelde is respectievelijk 84% en 91% (Fraillon et al., 2014).2.1.3In de lesMet de snelle ontwikkeling in het gebruik van informatie en communicatie technologie (ICT)in onze samenleving kan het onderwijs het gebruik van ICT niet meer negeren om leerlingenvoor te bereiden op een samenleving waarin het gebruik van ICT-toepassingen deel van hetdagelijks leven zijn (Voogt, Van Braak et al., 2014). Het gebruik van ICT is voor onderwijsdaarmee een doel en een middel geworden. De inzet van ICT kan implicaties hebben voorveranderingen in vakinhoud, opzet van het curriculum en vakdidactiek. Deze veranderingenvereisen niet alleen andere competenties van leerlingen maar ook van docenten. Het is daarombelangrijk dat docenten in staat zijn ICT in te zetten om hun didactische aanpak te versterken.Op die manier kunnen ze beter vakinhoudelijke kennis en vaardigheden overbrengen op leerlingenmet verschillende capaciteiten en leerstijlen (Aina, 2013).Een ICT-toepassing wordt in dit onderzoek gedefinieerd als de combinatie van hard- en software.In een les kunnen dus meerdere ICT-toepassingen voorkomen. Het gebruik van PowerPoint,een YouTube-filmpje en een applet zijn dus drie ICT-toepassingen in een les. ICT-toepassingenkunnen op verschillende manieren worden ingezet tijdens de les. Voor een natuurkundeles kunnenbijvoorbeeld simulaties of animaties worden gebruikt om ingewikkelde concepten en processen tevisualiseren. Voor een docent is de uitleg van de werking van een elektromotor of een generatoraan een leerling lastig vanwege de complexiteit van de werking. Als de uitleg wordt ondersteunddoor het gebruik van een applet of een youtube-filmpje, wordt het leren van de leerling verrijktdoor het gebruik van ICT in de les (Aina, 2013).4

HOOFDSTUK 2. THEORIE2.1.4ICT-inzet in het curriculumOm ICT op een goede manier in te zetten in de les, is het belangrijk om bij het ontwerp vanhet curriculum hier al rekening mee te houden. Het onderscheiden van verschillende curriculaireverschijningsvormen werkt verhelderend bij het analyseren, ontwerpen, ontwikkelen, implementeren en evalueren. Deze indeling houdt een docent gedurende de ontwikkelcyclus kritisch. Doetde docent wat hij beoogt en bereikt de docent wat hij beoogt? Hoe ziet het gewenste curriculum eruit (beoogd), wordt dit curriculum ook uitgevoerd zoals beoogd en zijn de ervaringenen leerresultaten van leerlingen in lijn met het beoogde en uitgevoerde curriculum? Indien ditonvoldoende het geval is en samenhang dus ontbreekt, zullen er aanpassingen noodzakelijk zijnin één van de curriculaire verschijningsvormen (Van den Akker & Thijs, 2009).Onderwijs- of leerplanontwikkeling kan op verschillende leerplanniveaus en in verschillende verschijningsvormen tot uitdrukking komen. De verschijningsvormen, voortbouwend op het werkvan Goodlad (Goodlad, 1979) worden in tabel 2.1 toegelicht.Tabel 2.1: Curriculaire verschijningsvormen volgens evenUitgevoerdGeı̈nterpreteerdIn actieBereikt2.2ErvarenGeleerdToelichtingVisie (Onderliggende ideeën van het leerplan/onderwijs en/of de te ontwerpen lessenreeks).Bedoelingen van het leerplan, zoals uitgewerkt in documenten en materialen. Denk bijvoorbeeld aan ontwerpeisen voor een te ontwerpen les(senreeks).Het curriculum zoals geı̈nterpreteerd door de gebruikers; de docenten.Het daadwerkelijke proces van lesgeven en leren, dusde uitvoering van de lessenreeks.De leerervaringen van leerlingen en/of docenten.De leerresultaten van de leerlingen.OnderzoeksvraagIn dit onderzoek wordt gekeken naar de samenhang tussen de uitgevoerde en bereikte curriculaire verschijningsvormen op het gebied van ICT-toepassingen. Er wordt gekeken naar deICT-toepassingen die docenten inzetten tijdens hun les en naar de beoogde leeropbrengsten (tabel 2.1: geı̈nterpreteerd en in actie). Vervolgens wordt nagegaan of de beoogde leeropbrengstenook worden gerealiseerd (tabel 2.1: ervaren en geleerd).Het doel van dit onderzoek is om inzicht te verwerven in de e-didactiek van docenten. Het begripe-didactiek wordt gedefinieerd als de didactische overwegingen die ten grondslag liggen aan deinzet van ICT door docenten (Voogt, Sligte & Van den Beemt, 2014). Er wordt tevens eenaantal adviezen en aanbevelingen gedaan voor het ICT-gebruik onder leraren in het algemeen.Dit onderzoek beperkt zich tot havo/vwo-docenten in het voortgezet onderwijs. Er wordt gekekennaar de samenhang tussen de uitgevoerde en bereikte curriculaire verschijningsvormen op hetgebied van ICT-toepassingen (Goodlad, 1979). De centrale onderzoeksvraag voor dit onderzoekluidt daarom (zie ook paragraaf 1.1):5

HOOFDSTUK 2. THEORIEWat zijn de didactische redeneringen van docenten in het havo/vwo-onderwijs die ten grondslagliggen aan het gebruik van ICT-toepassingen in de les?Eerst worden de didactische redeneringen van docenten in het havo/vwo-onderwijs om ICTtoepassingen in te zetten tijdens hun les (tabel 2.1: geı̈nterpreteerd) in kaart gebracht. Danwordt gekeken hoe de ICT-toepassingen in de les worden gebruikt (tabel 2.1: in actie). Vervolgenswordt nagegaan of de beoogde leeropbrengsten ook worden gerealiseerd (tabel 2.1: ervaren engeleerd). ICT-toepassingen maken de les aantrekkelijker, efficiënter en effectiever (Voogt et al.,2010). Om de didactische redeneringen van docenten in kaart te brengen, wordt onderscheidgemaakt tussen deze drie categorieën. Dit onderzoek draagt bij aan een groter overkoepelendonderzoek (Voogt, Sligte & Van den Beemt, 2014), waarin deze drie categorieën als volgt wordengedefinieerd: ICT-gebruik maakt het leerproces aantrekkelijker (gericht op de aansluiting bij de belevingswereld, de betrokkenheid en de motivatie van leerlingen). ICT-gebruik maakt het leerproces efficiënter (gericht op de tijdswinst met betrekking totde leeropbrengsten). ICT-gebruik maakt het leerproces effectiever (gericht op een positieve bijdrage aan derealisatie de leeropbrengsten).Wat zijn de didac,sche redeneringen van docenten in het havo/vwo5onderwijs die ten grondslag liggen aan het gebruik van ICT5toepassingen in een bepaalde lessitua,e en hoe worden die ervaren door de leerlingen?(centrale raag,3,en,4)Figuur 2.1: De onderzoeksvraag en de deelvragen.6

HOOFDSTUK 2. THEORIE2.2.1DeelvragenDe centrale onderzoeksvraag wordt beantwoord met behulp van de volgende vier deelvragen aande hand van de drie categorieën die hierboven zijn genoemd:1. Vanuit welke didactische redeneringen (aantrekkelijk, efficiënt of effectief) kiezen docentenvoorafgaand aan de les voor de inzet van specifieke ICT-toepassingen in hun onderwijs?2. Welke didactische redeneringen (aantrekkelijk, efficiënt of effectief) worden geobserveerdtijdens de les bij de inzet van specifieke ICT-toepassingen in het onderwijs?3. Zijn de didactische redeneringen (aantrekkelijk, efficiënt of effectief) zoals beoogd door dedocent voorafgaand aan de les ook daadwerkelijk zo ervaren door de docent na de les?4. Wat zijn de verschillen of overeenkomsten tussen de didactische redeneringen (aantrekkelijk,efficiënt of effectief) zoals ervaren door de docent en de leerlingen na de les?Het daadwerkelijke gebruik van specifieke ICT-toepassingen door docenten (deelvraag 2) wordtgerelateerd aan het professionele redeneren van docenten (deelvraag 1) en de opbrengsten inde praktijk (deelvraag 3 en 4). Deze deelvragen zijn gevisualiseerd in figuur 2.1. Professioneelredeneren heeft niet alleen betrekking op het planningsproces van docenten, maar ook op hunreflectie op de uitvoering in de praktijk. Inzicht in het professionele redeneren van leraren helptom te begrijpen waarom docenten beslissingen nemen over het inzetten van ICT. Vervolgensheeft reflectie op de opbrengsten van het professionele handelen weer invloed op het professioneleredeneren (Webb & Cox, 2004) (zie figuur 2.1).7

Hoofdstuk 3Methode3.1OntwerpOm de redeneringen van de docenten die ten grondslag liggen aan het gebruik van ICT-toepassingen in kaart te brengen, worden er cases verzameld. Een case studie is een diepgaand engedetailleerd onderzoek naar een specifiek onderwerp in een specifieke context zoals gedefinieerddoor Yin (2002). Een case wordt gedefinieerd als de inzet van één specifieke ICT-toepassingdoor een docent voor een specifiek doel. Dit onderzoek richt zich op het verzamelen van cases bijdocenten binnen een traditionele middelbare school op havo/vwo-niveau, waarbij in dit onderzoekgeen onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende vakken.3.2Manier van aanpakDe lessen worden vooraf met de te observeren docenten besproken om de redeneringen die tengrondslag liggen aan het gebruik van ICT-toepassingen helder te krijgen. Dit gesprek wordt gevoerd aan de hand van een semi-gestructureerd interview, dat wil zeggen dat in ieder geval elkedocent dezelfde vragen in dezelfde volgorde krijgt voorgelegd. Dit interview wordt gedaan aande hand van een checklist uit het bestaande instrument e-didactiek (onderzoeksvraag 1, (Voogt,Sligte & Van den Beemt, 2014), bijlage A). Vervolgens wordt de les geobserveerd om in kaart tebrengen welke didactische aspecten bij de inzet van specifieke ICT-applicaties (cases) voorkomen.Dit wordt gedaan met een observatieformulier afkomstig uit het instrument e-didactiek (onderzoeksvraag 2, (Voogt, Sligte & Van den Beemt, 2014), bijlage A). Na de les wordt onderzocht of dedidactische redeneringen zoals beoogd door de docent voorafgaand aan de les ook daadwerkelijkzo zijn ervaren door de docent. Dit wordt gedaan door de les na te bespreken met de geobserveerde docent aan de hand van een checklist uit het instrument e-didactiek (onderzoeksvraag 3,(Voogt, Sligte & Van den Beemt, 2014), bijlage A). Om een vergelijking te kunnen maken methoe de docent de didactische redeneringen na de les heeft ervaren en hoe de leerlingen dit hebbenervaren, is gedurende de loop van dit onderzoek een vragenlijst ontwikkeld. Deze vragenlijst isgebaseerd op het instrument e-didactiek (onderzoeksvraag 4, bijlage B). De vragenlijst bestaatuit vijftien vragen, vijf vragen per categorie met een 5-punts Likertschaal (Likert, 1932). Dezevragenlijst is voorgelegd aan 207 leerlingen. Tijdens dit onderzoek is met behulp van MS Excel9

HOOFDSTUK 3. METHODEter validatie de Cronbachs alfa van de zo gemaakte schalen bepaald. Deze zijn respectievelijk:aantrekkelijk Cronbachs-α 0,80, efficiënt Cronbachs-α 0,78 en effectief Cronbachs-α 0,73 (zietabel 3.1 en bijlage C).Tabel 3.1: De drie categorieën met ctief3.3Gemiddelde17,417,218,3Standaard lyse en interpretatieElke les levert een overzicht van de gebruikte ICT-toepassingen (cases) in die les. Per ICTtoepassing (case) wordt vooraf (deelvraag 1), tijdens (deelvraag 2) en achteraf (deelvraag 3 en4) getoetst in welke mate de ICT-toepassing een bijdrage heeft geleverd aan het aantrekkelijker,efficiënter en/of effectiever maken van de desbetreffende les. Uiteindelijk worden alle gegevensvan alle lessen verzameld van de verschillende ICT-toepassingen geobserveerd in de lessen. Opdeze manier worden overeenkomsten en verschillen tussen het beoogde, uitgevoerde en bereiktedoel zichtbaar. Op basis daarvan wordt een advies aan docenten gegeven over hoe zij de didactische redeneringen over de inzet van specifieke ICT-toepassingen kunnen optimaliseren (zie ookfiguur 2.1 en tabel 3.3).3.4DeelnemersDe uitvoeringsfase kent een rolscheiding tussen verschillende partijen. Hierna volgt vanuit hetperspectief van elk van de betrokken partijen een toelichting op de rol en opbrengsten vandeelname. Docenten binnen een traditionele middelbare school op havo/vwo-niveau, waarbij in ditonderzoek geen onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende vakken. Deze zijn verantwoordelijk voor het ontwerp, de inrichting, de organisatie en uitvoering van de onderwijssituatie die onderwerp is van het onderzoek (de inzet van de specifieke ICT-toepassing (case)in een les). Tijdens de loop van dit onderzoek zijn van vier docenten een tiental lessengeanalyseerd aan de hand van het instrument e-didactiek. Gedurende deze 10 lessen zijner in totaal 49 cases geobserveerd, gemiddeld dus zo'n vijf cases per les. Zie tabel 3.2. Degeobserveerde docentenpopulatie bestaat uit twee mannen en twee vrouwen in de leeftijdvan 31 tot 51 jaar, met leservaring van 2 tot 26 jaar. De geobserveerde docenten gevennatuurkunde, aardrijkskunde en Duits. Leerlingen binnen een traditionele middelbare school op havo/vwo-niveau worden geobserveerd in de les. Aan het einde van de les wordt aan de hand van een vragenlijst de ervaringenvan specifieke ICT-toepassingen bij de leerlingen bevraagd. Het aantal leerlingen in de klasvarieert van 18 tot 27 leerlingen.10

HOOFDSTUK 3. METHODETabel 3.2: Aantal geobserveerde docenten, leerlingen, lessen en cases.AantalAantalAantalAantal3.5geobserveerde docentengeobserveerde leerlingengeobserveerde lessenaan bod gekomen cases42071049InstrumentariumHieronder in tabel 3.3 volgt per deelvraag het gebruikte onderzoeksinstrument.Tabel 3.3: Overzicht onderzoeksvragen en het Vanuit welke didactische redeneringen (aantrekkelijk, efficiënt of effectief) kiezen docenten voorafgaand aan de les voor de inzet van specifiekeICT-toepassingen in hun onderwijs?Welke didactische aspecten (aantrekkelijk, efficiënt of effectief) worden geobserveerd tijdens de les bij de inzet van specifieke ICTtoepassingen in het onderwijs?Zijn de didactische redeneringen (aantrekkelijk,efficiënt of effectief) zoals beoogd door de docentvoorafgaand aan de les ook daadwerkelijk zo ervaren door de docent na de les?Wat zijn de verschillen of overeenkomsten tussen de didactische redeneringen (aantrekkelijk,efficiënt of effectief) zoals ervaren door de docent en de leerlingen na de les?InstrumentChecklist e-didactiek (Voogt,Sligte & Van den Beemt,2014).Checklist e-didactiek (Voogt,Sligte & Van den Beemt,2014).Checklist e-didactiek (Voogt,Sligte & Van den Beemt,2014).Vragenlijst B.11

Hoofdstuk 4Resultaten4.1Onderzoeksvraag 1: didactische redeneringen van docenten voorafgaand aan de lesICT-toepassingen zoals bijvoorbeeld Magister, YouTube en PowerPoint zijn meerdere keren toegepast in de lespraktijk. De 49 cases zijn dus niet allemaal uniek. In totaal zijn er 11 verschillendecases geobserveerd: Magister, YouTube, PowerPoint (les), PowerPoint (afsluiting), PowerPoint(lesstart), Java applet, Kahoot Quiz, Live feed filmpje, Digibord, Geluidsfragment (VLC player)en Quicktime. Omdat de docent vaak een andere didactische redenering heeft voor de inzet vanPowerPoint als ICT-toepassing in de les wordt PowerPoint behandeld als drie verschillende cases:PowerPoint (Les), PowerPoint (Afsluiting) en PowerPoint (Lesstart).Docenten geven aan dat Magister aan het begin van de les gebruikt wordt voor de aanwezigheidsregistratie. Leerlingen die te laat komen, worden zo dus aangespoord de volgende les op tijd tekomen. Dit draagt bij aan de efficiëntie van de les. Docenten geven zo ook aan dat PowerPointtijdens de les is gericht op het verhogen van de effectiviteit van de les: de docent wil daarmeeingewikkelde concepten en processen beter visualiseren. De PowerPoint als afsluiting van de leswordt bedoeld als opsomming van de leerdoelen van de les. De docent geeft aan dat deze opsomming bijdraagt aan de effectiviteit van de les. De startslide (PowerPoint lesstart) wordt ingezetmet als didactisch doel efficiënt te zijn. De d

69% van de docenten ICT in hun onderwijs. De International Computer and Information Literacy Study (ICILS) is de meest recente IEA-studie naar de rol van ICT in het onderwijs, waaraan naast Nederland, 20 landen en staten hebben deelgenomen (Meelissen et al.,2014). Op basis van de ICILS-gegevens zit het percentage

Related Documents:

WiBAF into a CMS: Personalization in Learning Environments Made Easy Alejandro Montes García Eindhoven University of Technology Eindhoven, the Netherlands a.montes.garcia@tue.nl Natalia Stash Eindhoven University of Technology Eindhoven, the Netherlands n.v.stash@tue.nl Marc Fabri L

City of Eindhoven 9.06% 17,282,753 2019 18,315,974 2040 The Netherlands 5.98% 513,762 2019 545,200 2040 Greater Eindhoven 6.12% The region's above-average economic growth is a huge demographic magnet, resulting in a fast-growing population. The city of Eindhoven is expected to have more than of this increase will be absorbed by inner-city housing

Introduction to Model Order Reduction Wil Schilders1,2 1 NXP Semiconductors, Eindhoven, The Netherlands wil.schilders@nxp.com 2 Eindhoven University of Technology, Faculty of Mathematics and Computer Science, Eindhoven, The Netherlands w.h.a.schilders@tue.nl 1 Introduction In this first section we pres

1 1 Satisfying light conditions: A field study on perception of consensus light in Dutch open 2 office environments 3 4 Sanae Chraibi aa,b*, Tatiana Lashina , Paul Shrubsole , 5 Myriam Aries b, Evert van Loenena,b, Alexander Rosemann b 6 a Philips Group Innovation, Research, High Tech Campus 34, 5656 AE Eindhoven, The Netherlands 7 b Eindhoven University of Technology, Eindhoven, The Netherlands

UEFA Europa League Data Fase Jogo Resultado Local Marcadores 28/11/2019 FG Sporting Clube de Portugal - PSV Eindhoven 4-0 Lisboa Luiz Phellype 9, Bruno Fernandes 16, 64 (P), Mathieu 43 19/09/2019 FG PSV Eindhoven - Sporting Clube de Portugal 3-2 Eindhoven Malen 19, Coates 25 (ag), Baumgartl 48; Bruno Fernandes 38 (P), Pedro Mendes 82 UEFA .

Creating a workflow template by using goal based BPMN approach and stage gate methodology in project portfolio management area Tolan, G. Award date: 2017 Link to publication Disclaimer This document contains a student thesis (bachelor's or master's), as authored by a student at Eindhoven University of Technology. Student

Promotion process in Grocery Supply Chains at Sligro Food Group 1 Eindhoven, March 2011 BSc Industrial Engineering and Management Science Student identity number 0594672 in partial fulfillment of the requirements for the degree of Master of Science in Operations Management and Logistics Supervisors TU/e : Dr. K.H. Van Donselaar Dr. A. de Jong

TUTORIAL ON WAKAAMA Page 1 of 5 Tutorial on Wakaama Internet of Things (2IMN15) 2016-2017, Eindhoven University of Technology By Leila F. Rahman Eclipse Wakaama is an open source implementation of the OMA LWM2M protocol in C language. For more information about Wakaama, you can visit its web site at