Advies Nr. 2021/2 Van 28 Juni 2021 - Fed-deontologie.be

1y ago
5 Views
1 Downloads
677.78 KB
5 Pages
Last View : 2d ago
Last Download : 3m ago
Upload by : Dahlia Ryals
Transcription

Advies nr. 2021/2 van 28 juni 20211. Op 3 juni 2021 werd bij de Federale Deontologische Commissie (hierna “de Commissie” genoemd)een verzoek om advies ingediend overeenkomstig artikel 4, § 2, eerste lid, van de wet van 6 januari 2014houdende oprichting van een Federale Deontologische Commissie en houdende de DeontologischeCode voor de openbare mandatarissen.Dat artikel bepaalt het volgende:“De Commissie heeft als opdracht om algemene adviezen of aanbevelingen te formuleren, behalve inspecifieke gevallen die een of meer openbare mandatarissen met name betreffen, op het vlak vandeontologie, ethiek en belangenconflicten, op eigen initiatief of op basis van een verzoek ondertekenddoor minstens een derde van de leden van de Senaat of op basis van een verzoek ondertekend doorminstens vijftig leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers.”.2. Het verzoek om advies heeft betrekking op deze twee vragen:“1. De toepassing van het reglement voor de aanduiding van leden van de Kamer vanVolksvertegenwoordigers voor de Commissie voor de toekomst voor Europa.2. De wijze waarop de Kamervoorzitter de werkzaamheden geleid heeft tijdens de behandeling vandit agendapunt onder meer door de regeringspartijen door middel van stemming te beslechten.”Ontvankelijkheid van het verzoek3. De Commissie geeft aan dat het verzoek om advies is ondertekend door het vereiste aantal van vijftigleden van de Kamer van volksvertegenwoordigers en dat de wettelijke voorwaarden zijn vervuld.4. De bevoegdheid ter zake van de Commissie vloeit in dit geval voort uit artikel 4, § 2, eerste lid, van devoornoemde wet van 6 januari 2014, dat op 10 april 2014 in werking is getreden. De Commissie isderhalve bevoegd om een advies te formuleren op grond van de op 19 december 2013 aangenomen enals bijlage bij het Reglement van de Kamer gevoegde Deontologische code van de leden van de Kamervan volksvertegenwoordigers, van de vigerende relevante wetgeving, alsook van de algemenedeontologische beginselen (zie Advies nr. 2016/1 van 14 december 2016 van de Commissie, § 9).1

5. De vraag gaat over de voorzitter van de Kamer. Ofschoon deze niet “met name” genoemd wordt, isdat uiteraard een voor iedereen identificeerbaar “openbaar mandataris”. De Commissie is enkelbevoegd om zich uit te spreken over een specifieke kwestie aangaande deontologie, ethiek ofbelangenconflicten van een openbare mandataris die hem persoonlijk betreft, als de mandataris zelf devraag stelt (artikel 4, § 2, eerste lid, van de voornoemde wet van 6 januari 2014).6. De Commissie merkt op dat het haar voorgelegde verzoek kan beschouwd worden als een principiëlekwestie met betrekking tot het Kamervoorzittersambt als dusdanig, en niet over een specifiekeaangelegenheid die de huidige voorzitter zou betreffen. Dit advies valt bijgevolg onder de kwalificatie“adviezen en aanbevelingen van algemene aard” zoals bedoeld in art 163bis van het Reglement van deKamer.Dat artikel luidt als volgt:“Ieder Kamerlid verbindt zich ertoe de bij dit Reglement gevoegde deontologische code van de leden vande Kamer van vertegenwoordigers in acht te nemen.Over de inachtneming van deze Code door de Kamerleden kan de Federale Deontologische Commissievertrouwelijke individuele adviezen uitbrengen, alsook adviezen en aanbevelingen van algemene aard.” 1.7. Dientengevolge meent de Commissie dat het verzoek ontvankelijk is.Ten gronde1. Inhoudelijke bepaling van de vraagstellinga. De eerste vraagstelling8. De eerste vraag betreft de toepassing van Reglement van de Kamer van Volksvertegenwoordigers.Uit de gevoerde debatten in de plenaire vergadering van de Kamer bleek dat er onenigheid bestondtussen de leden van de Kamer van Volksvertegenwoordigers over welk artikel van toepassing is bij deaanduiding van leden van de Kamer van Volksvertegenwoordigers in de Conferentie over de Toekomstvan Europa. Twee standpunten werden hieromtrent geformuleerd: hetzij de toepassing van artikel 157,hetzij de toepassing van artikel 158 van het Reglement.1Artikel 74 van het Reglement van de Senaat bevat een gelijkaardige bepaling:“Ieder lid van de Senaat verbindt zich ertoe de bij dit reglement gevoegde deontologische code na te leven. DeFederale Deontologische Commissie brengt vertrouwelijke individuele adviezen uit en stelt adviezen enaanbevelingen van algemene aard op over de inachtneming van die code.”.2

9. Via een ter zitting ingediende motie heeft de Kamer zich bij meerderheid uitgesproken voor deinterpretatie dat artikel 157 van het Reglement van toepassing is. Aan de Federale DeontologischeCommissie werd de Nota aan Mevrouw de Voorzitster2 bezorgd. De nota besloot als volgt: ‘Bij gebrekaan consensus over de toepasselijkheid van de artikel 157 en 158 dan wel louter artikel 157 op sommigebenoemingen moet de Kamer zich daarover uitspreken.’10. Het conflict over de toepassing van een bepaald artikel van het Reglement dient beoordeeld teworden binnen het kader van het parlementair recht. Voor de interpretatie van het Reglement van deKamer is de Federale Deontologische Commissie niet bevoegd. De Federale Deontologische Commissiestelt wel vast dat de Kamer zich bij meerderheid heeft uitgesproken tijdens de plenaire zitting van 3 juni2021 over de toepasselijkheid van artikel 157 van het Reglement op de aanwijzing van de tweeKamerleden.De dienst Juridische Zaken van de Kamer heeft na de debatten een juridische nota opgesteld waarin zijbevestigde dat “de Kamer zich moet uitspreken” bij interpretatievragen over het Reglement.11. De Federale Deontologische Commissie is niet bevoegd om over de eerste vraagstelling een advies tegeven.b. De tweede vraagstelling12. De tweede vraag betrof de wijze waarop de voorzitter de vergadering geleid heeft ‘onder meer doorde regeringspartijen’ in staat te stellen de interpretatie van het reglement door middel van stemming tebeslechten.De Federale Deontologische Commissie kan hierover een algemeen advies geven (cfr. supra, nr. 6). Hetincident tijdens de plenaire vergadering betrof de functie van de Voorzitter. In de feiten hebben tweevolksvertegenwoordigers de voorzittersfunctie tijdens het debat waargenomen.13. Aangezien de vraag de wijze betreft waarop de werkzaamheden geleid werden, stelt zich hierbijnaast de juridische interpretatie van de artikels van het Reglement ook een deontologisch vraagstuk.Uit de analyse van de debatten blijkt dat de Voorzitter gehandeld heeft conform de parlementairepraktijk met de interpretatie voor te leggen aan de plenaire vergadering.14. De Federale Deontologische Commissie is bevoegd om over de tweede vraagstelling een advies tegeven. Dit wordt hieronder verder uitgewerkt.2Nota SJD/2021/0187d.d. 7 juni 2021 ter attentie van mevrouw de Voorzitster.3

2. Het statuut van de Voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers15. De regels omtrent het optreden van de Voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers zijnbeperkt.Artikel 5 van het Reglement van de Kamer van Volksvertegenwoordigers bepaalt:“De voorzitter handhaaft de orde ter vergadering; waakt over de naleving van het Reglement; oordeeltover de ontvankelijkheid van de teksten, de moties en andere voorstellen; stelt de vraagpunten en brengtze in stemming; geeft kennis van de uitslag der stemmingen en van de beslissingen van de Kamer; voerthet woord uit naam van de Kamer en overeenkomstig haar wens.De voorzitter mag zich slechts in een debat mengen om de stand van de kwestie toe te lichten en deberaadslaging tot het punt in behandeling terug te brengen; wil hij zelf aan de beraadslaging deelnemen,dan verlaat hij de voorzittersstoel en neemt hij deze pas weer in na het einde van de beraadslaging overhet punt.De voorzitter doet aan de Kamer mededeling van de boodschappen, brieven en andere zendingen diehaar betreffen, met uitzondering van de anonieme geschriften.Onverminderd artikel 9, vertegenwoordigt de voorzitter de Kamer buiten rechte”.Er gelden voor het overige geen bijzondere deontologische regels voor de Voorzitter van de Kamer.Uit deze bepalingen in het Reglement kan de deontologische regel afgeleid worden dat de Voorzitter indie hoedanigheid onpartijdig moet optreden. De Voorzitter moet waken over het goede verloop van deparlementaire werkzaamheden. De Voorzitter is er voor alle leden.16. In de Deontologische Code voor de leden van de Kamer van Volksvertegenwoordigers3 staanbehoudens de bijzondere regels over de nevenactiviteiten4 geen aparte bepalingen opgenomenbetreffende het functioneren van de voorzitter.Er kan enkel verwezen naar de algemene beginselen in artikel 2 van de Deontologische Code die vooralle leden van de Kamer van Volksvertegenwoordigers geldt:“De Kamerleden nemen in alle omstandigheden een houding aan die het vertrouwen van de burger inhet Parlement bevestigt en versterkt.Daartoe nemen zij bij de uitoefening van hun ambt de volgende beginselen in acht: belangeloosheid,integriteit, transparantie, zorgvuldigheid, eerlijkheid, waardigheid, verantwoordelijkheid en respectvoor de reputatie van het Parlement.”.17. De Voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers dient zich vanuit deontologischperspectief onpartijdig op te stellen op basis van de bepalingen in het Reglement (cfr. supra, nr. 15).Daarnaast zijn dezelfde deontologische beginselen die op de leden van de Kamer van toepassing zijn ook3Deontologische code voor de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers (opgesteld met toepassing vanartikel 163bis van het Reglement van de Kamer, aangenomen in plenaire vergadering op 19 december2013)Belgisch Staatsblad van 21 mei 2014.4Artikel 2, derde lid, van de Deontologische Code voor de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers4

van toepassing op de Voorzitter. De Voorzitter dient bij de handhaving van de orde van de vergaderingen de toepassing van het Reglement, de rechten van alle parlementsleden in de uitoefening van hunmandaat te waarborgen ongeacht of zij behoren tot de parlementaire meerderheid of minderheid.3. Conclusie18. De Voorzitter van de Kamer moet waken over de naleving van het Reglement. Conform hetparlementair recht dienen interpretatieproblemen voorgelegd te worden aan de voltallige Kamer.Tijdens de parlementaire werkzaamheden van 3 juni 2021 is dit beslecht via een motie (cfr. supra, nr.10) en zijn klaarblijkelijk het parlementair recht en gebruiken toegepast 5.19. De vraagstelling betreft echter niet louter de wijze waarop de Kamervoorzitter de werkzaamhedenleidt maar meer in het bijzonder om een interpretatie van het Reglement ‘door de regeringspartijendoor middel van stemming te beslechten’. De Federale Deontologische Commissie beschouwt dezenuance als een abstracte vraag om advies20. . De Commissie verwijst nogmaals naar de deontologische norm dat de functie van Voorzitter van deKamer van Volksvertegenwoordigers onpartijdig dient uitgeoefend te worden. Bij de handhaving van deorde van de vergadering en de naleving van het Reglement is de Voorzitter onpartijdig en mag deze nietde emanatie zijn van de politieke meerderheid die de federale Regering het vertrouwen gegeven heeft.21. De Kamer van Volksvertegenwoordigers kan bijzondere deontologische regels over de onpartijdigeuitoefening van de functie als Voorzitter opnemen in de Deontologische Code voor de leden. Dit betreftbij uitbreiding tevens de leden die als Voorzitter van een parlementaire commissie aangeduid zijn.5Nota SJD/2021/0187 d.d. 7 juni 2021 ter attentie van mevrouw de Voorzitster.5

Kamer van Volksvertegenwoordigers onpartijdig dient uitgeoefend te worden. Bij de handhaving van de orde van de vergadering en de naleving van het Reglement is de Voorzitter onpartijdig en mag deze niet de emanatie zijn van de politieke meerderheid die de federale Regering het vertrouwen gegeven heeft. 21.

Related Documents:

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de tenuitvoerlegging van de EU- . Advies over EU-maatregelen om de naleving van de milieuwetgeving en milieugovernance te verbeteren (PB C 283 van 10.8.2018, . hebben op toezicht of handhaving op EU-niveau door de Europese Commissie in haar hoedanigheid van „hoedster van het

Gezien het advies van de Rekenkamer (1), Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité . van de vlaggenstaat met betrekking tot de naleving en de handhaving van het Verdrag betreffende maritieme arbeid, 2006 (PB L 329 van 10.12.2013, blz. 1) en Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 .

Jaarverslag Raad van Advies Aruba 2012 3 1. Thema: Op weg naar een algemene regeling inzake bestuurlijk toezicht en handhaving in Aruba I. Inleiding In recente jaren heeft de Raad van Advies meerdere ontwerp-landsverordeningen ter advisering voorgelegd gekregen waarin bestuurlijke handhavingsbepalingen waren opgenomen. Zo heeft de

Verzoek om advies voor afgifte mvv Voordat u een aanvraag voor een mvv indient, kan uw verblijfgever advies vragen bij de IND over het afgeven van de mvv. Als de IND een positief advies uitbrengt, weet u dat uw aanvraag een goede kans van slagen heeft. In hoofd stuk 4 kunt u meer over deze procedure lezen. Aanvragen verblijfsvergunning

Jaarverslag 2007 Samenstelling college en raad van advies 7 Raad van Advies 2007 mw. prof. mr. I.P. Asscher-Vonk Hoogleraar sociaal recht Radboud Universiteit Nijmegen, lid SER R. Bandell Burgemeester van Dordrecht prof. mr E. Dommering Hoogleraar informatierecht Universiteit van Amsterdam mw. drs. A. van Es

Het advies van de GGD is hierin van cruciaal belang. Afhankelijk van de geconstateerde overtreding(en) en het advies van de GGD is het aan het college om wel of niet handhavend op te treden. De 'beleidsregels handhaving Wet Kinderopvang' verschaffen duidelijkheid over de wijze van handhaven en de handhavingsinstrumenten

die Boedelwet, 1965, ten einde die Kabinetslid verantwoordelik vir die . die aanstellingstermyn van lede van die Raad van Regshulp Suid-Afrika verder te reel; en . artikel3 van Wet 104 van 1996, artikel 3 van Wet 66 van 1998, artikel 1 van Wet 62 van 2000, artikel 1 van Wet 28 van 10 . 6 No. 41018 Act No.8 of 2017

Artikel 11 (Niet) opvolgen van advies Het college kan afwijken van het advies van de toezichthouder. Hoofdstuk 4 Preventieve handelingen Artikel 12 Preventieve handelingen 1. Het college kan preventief een last onder dwangsom opleggen, indien een overtreding klaarblijkelijk dreigt. Dit moet blijken uit de feiten en omstandigheden van het geval. 2.