Meer Meisjes In Mbo Techniek - Vhto

1y ago
9 Views
2 Downloads
4.71 MB
32 Pages
Last View : Today
Last Download : 3m ago
Upload by : Amalia Wilborn
Transcription

MEERMEISJESIN MBOTECHNIEKHier voelHierbenikik me opopmijnplekmijn plekVerkennende studie naar meisjes en vrouwen met een bètatechnische mbo-opleiding

ColofonHier ben ik op mijn plekRedactie: VHTOOntwerp: Piraña grafisch ontwerpFoto’s: Liesbeth Dingemans (cover, p.6 & p.19)Datum maart 2019VHTO, Landelijk expertisebureau meisjes/vrouwen en bèta/techniekScience Park 4001098 XH Amsterdamt. 020 8884220www.vhto.nlDeze verkennende studie maakt deel uit van het project ‘Meer meisjes in mbo Techniek’en is gefinancierd door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. VHTO 2019

InhoudsopgaveInleiding . 4Uitkomsten . 5Hier ben ik op mijn plek1. Achtergronden . 72. Opzet .83. Externe factoren .124. Persoonlijke motieven .165. Conclusies . 206. Aanbevelingen . 25Bijlage 1 . 29Literatuur . 30

InleidingDeze publicatie is het verslag van een verkennende studie die VHTO, Landelijk expertise bureauvrouwen/meisjes en bèta/techniek heeft uitgevoerd onder 200 mbo-studentesen vakvrouwen in de bètatechniek.De verkenningen laten zien dat vrouwen die een techniek- of ICT-opleiding op mbo-niveau volgen ofmet succes afgesloten hebben echt op hun plek zijn. Ze hebben een positief zelfbeeld ten aanzien vanhun prestaties in de bètatechnische vakken, hebben een duidelijk beeld van bètatechnische opleidingenen beroepen en krijgen support van hun ouders bij een roldoorbrekende studiekeuze. Ook kennen zemensen met een goede baan in de techniek en weten ze al bij de vo-profielkeuze welk werk ze laterwillen gaan doen. Bovendien zijn ze in staat zelfstandig te functioneren in een masculiene cultuur.Het is de combinatie van al deze factoren die voor de meeste respondenten, studentes en vakvrouwen,geleid heeft tot het maken van een roldoorbrekende studiekeuze.We concluderen dat we in de bètatechnische mbo-opleidingen te maken hebben met een specifiekeselectie uit de groep vmbo-meisjes met een techniekprofiel. Mbo-scholen die de diversiteit in debètatechnische opleidingen willen vergroten zullen de aandacht moeten richten op de brederedoelgroep van meisjes voor wie niet alle factoren zo positief zijn. Van de groep mbo-vrouwen in debètatechniek die aan deze studie meewerkten leren we wat de belangrijkste aanknopingspunten zijnvoor verandering.Het verslag besluiten we met een prototypisch profiel van de huidige ‘vrouw-in-de techniek’ enmet praktische aanbevelingen voor onderwijsteams om de steeds groter wordende groep vmbo-meisjesmet een techniekprofiel te motiveren voor een bètatechnische opleiding.4

UitkomstenWie zijn belangrijke personen in het keuzeprocesvan meisjes met een bètatechnische mbo-opleiding? Vijf van de zes studentes die de werksfeer in het stagebedrijfonprettig en onveilig vonden liepen stage in een bedrijfmet minder dan drie vrouwen in een technische functie. Van de vakvrouwen vindt 56% dat er te weinig vrouwen intechnische functies werken in hun bedrijf. Vakvrouwen inbedrijven met meer dan zes vrouwen in een technische functie vinden vaker dat er niet genoeg vrouwelijke collega’szijn dan vakvrouwen die werken in een bedrijf met minderdan zes vrouwen in de techniek. Vakvrouwen die graag meer vrouwelijke collega’s zoudenhebben betrekken dit niet bij de loopbaankeuzes die zemaken. Functie-inhoud, zinvol werk en een goed salarisvinden ze belangrijker dan de personeelssamenstelling. Ouders zijn een invloedrijke factor bij de profielkeuze opde vo-school, bij de keuze van een bètatechnische mboopleiding en bij de keuze van een vervolgstudie. Bekenden met een goede baan in de techniek zijn vooralvoor TGO-studentes1 belangrijk bij het kiezen van een bètatechnische mbo-opleiding. Voor studentes in de sector ICT &CI2 is hun rol in het keuzeproces beduidend minder. Mbo-docenten zijn belangrijk bij het kiezen van eenspecifieke bètatechnische mbo-opleiding. Bovendien hebbenzij een belangrijke rol bij het kiezen van een stagebedrijf.Voor ICT & CI-studentes is de invloed van de mbo-docent bijhet kiezen van een stagebedrijf aanmerkelijk groter dan voorde TGO-studentes. De invloed van vrienden en vriendinnen is gering bij devo-profielkeuze en de mbo-studiekeuze en neemt nog verderaf bij vervolgkeuzes. In vergelijking met de huidige studentes zijn voor de vakvrouwen die eerder hun opleiding volgden, ouders en mensenmet een goede baan in de techniek aanzienlijk minder belangrijk geweest. Voor de vakvrouwen was de leraar/decaan van de vo-school,na de ouders, de meest invloedrijke persoon bij het kiezenvan een bètatechnische mbo-opleiding. Meer studentes dan vakvrouwen geven aan dat een vrouwelijk rolmodel invloed heeft gehad op de mbo-studiekeuze.Welke persoonlijke motieven zijn het meest bepalendbij verschillende keuzemomenten? Goed zijn in de vakken en de inhoud van de latere mboopleiding zijn de twee belangrijkste motieven van de mbostudentes om een techniekprofiel te kiezen op de vo-school. Bij de mbo-studiekeuze is de inhoud van de mbo-opleidinghet belangrijkste motief om een opleiding te kiezen. Voor 87% van de studentes in de sector TGO is het vanbelang bij de keuze van een stagebedrijf dat werken bij datbedrijf zinvol is voor de maatschappij. Bij de studentes in desector ICT & CI is dat voor 56% van de studentes interessant. 62% van de studentes wil verder studeren na de mboopleiding. Het motief om verder te studeren is het werkdat ze na hun vervolgopleiding kunnen gaan doen. 20% van de studentes die stage hebben gelopen weetniet wat ze gaan doen na de diplomering. Bij de ICT &CI-studentes weet 32% het niet en bij de TGO-studentes13%.Wat is de invloed van de aanwezigheid(of het ontbreken) van vrouwen in de opleiding enin het stagebedrijf op de keuzes? Het gebrek aan diversiteit en het geringe aantal meisjes inde opleidingen is voor de studentes die een bètatechnischembo-opleiding doen, geen belemmering bij de studiekeuzeen de beroepskeuze. Ruim de helft van de studentes (56%) vindt dat er genoegvrouwen in het studiejaar zijn. In een klas met vijf of meer studentes vindt 92% dat er genoeg vrouwelijke studenten zijn.Van de studentes die de enige vrouw zijn in hun klas vindt 64%dat er te weinig vrouwen zijn en 36% dat het er genoeg zijn. In stagebedrijven waar minder dan drie vrouwen in eentechnische functie werken wil 36% van de studentes die erstage hebben gelopen later werken. In de bedrijven met drieof meer vrouwen in een technische functie wil 65% laterwerken.12Wat is de rol van het beroepsbeeld bij deverschillende keuzemomenten? 90% van de studentes in de sector TGO weet bij devo-profielkeuze welk werk ze later willen gaan doen. Voor TGO-studentes is het werk dat ze later willen doenvaker een motief voor de mbo-studiekeuze dan voor ICT &CI-studentes. Het beroepsbeeld bepaalt de keuze voor een vervolgstudiena de mbo-opleiding. Voor de vakvrouwen is het beroepsbeeld bij alle keuze momenten de belangrijkste drijfveer geweest.Studentes in de sector Techniek en Gebouwde Omgeving (TGO)Sector ICT & Creatieve Industrie (ICT & CI)5

elfa volgt de opleidingApplicatieontwikkeling bij het ROC vanAmsterdam. Ondanks dat ze op het vmbo de sector economie heeft gedaan, heeft zeeen ICT-opleiding gekozen. De opleiding werd haar aangeraden door een vriend dieook een ICT-opleiding deed. Voordat Chanelfa deze opleiding koos moest ze vanwegeziekte een langere periode thuis blijven. In deze tijd was ze veel bezig met haar laptopen is haar interesse in ICT ontstaan.Toen ze 17 jaar was had Chanelfa al een keer een open dagbezocht van de ICT-opleiding. Toen leek het haar al een erginteressante opleiding. Ze kreeg toch haar bedenkingen toenze hoorde dat ze met alleen maar jongens in de klas zou komen.Nu ze wat ouder is, heeft ze zich daar overheen kunnen zetten,en hoewel ze het enige meisje in haar opleiding is, vindt ze hetniet vervelend. Ook vindt ze dat ze een positieve invloed heeftop het gedrag van de jongens in haar klas. Chanelfa omschrijftzichzelf als heel erg sociaal en maakt met iedereen een praatje,ze denkt dat het mét haar een stuk gezelliger is in de klas.overwegend een jongensafdeling. Er worden donkere kleurengebruikt en er hangen voornamelijk posters met jongens er op.Wel vindt Chanelfa het een goede ontwikkeling dat de schoolbezig is met het aannemen van meer vrouwelijke ICT-docenten.Op dit moment heeft Chanelfa les van mannelijke docenten.Eén keer had ze een vervelende ervaring met een docent die hetniet gewend was om een meisje in de klas te hebben. Chanelfahad het idee dat hij vond dat hij constant rekening met haarmoest houden. In groepsprojecten vroeg hij haar meerderekeren of zij daadwerkelijk aan het project had meegewerkt.Uiteindelijk heeft Chanelfa een klacht ingediend en hebben zehet besproken.Chanelfa ziet op de open dagen dat meisjes van rond de zestienhet wel lastig vinden dat ze misschien het enige meisje zullenzijn in de opleiding. Ook ziet ze erg veel uitval van meisjes uitde opleiding. Zo begonnen er dit jaar twaalf meisjes aan de ICTopleiding en zijn er acht uitgevallen. Chanelfa denkt dat het alheel veel kan helpen als alle meisjes bij elkaar in de klas zoudenzitten en als ze mogen gymmen met een andere opleiding.Als lid van Miss IT, een initiatief om meer meisjes te werven voorICT-opleidingen, probeert Chanelfa dit soort kwesties ook bijde school aan te kaarten en geeft ze voorlichting aan de eerstejaars meisjes over hoe je een eigen houding vindt binnen dejongensomgeving.In haar eerste jaar heeft Chanelfa wel eens twijfels gehadover haar opleidingskeuze. Ze zat nog in de opleidingsrichtingNetwerkbeheer. Toen ze begon met het vak Programmerenontdekte ze dat ze dat veel leuker vond. Gelukkig heeftde ICT-opleiding vertrouwenspersonen waarmee Chanelfahaar twijfels kon bespreken en uiteindelijk is ze de opleidingApplicatieontwikkeling gaan doen.Als Chanelfa klaar is met de opleiding wil ze misschien ICTconsultant worden. Hoewel ze het erg leuk vindt om achterhaar computer bezig te zijn, vindt ze het ook belangrijk dat haarwerk een sociale kant heeft. Daarnaast denkt ze dat ze de kennis die ze heeft van de verschillende kanten van ICT zo goed kangebruiken.Chanelfa is te spreken over de opleiding. De school werkt veelsamen met het bedrijfsleven en besteedt aandacht aan innovatie, en dat spreekt haar erg aan. Wel vindt ze dat de sfeer opde ICT-afdelingen beter kan. Hoewel de mensen leuk zijn, is het6

Hier ben ik op mijn plek1. AchtergrondenDe toename van meisjes in mbo technieken ICT-opleidingenHet aantal vrouwelijke studenten dat in Nederland eenbètatechnische mbo-opleiding3 kiest is de afgelopentien jaar toegenomen van 4.917 tot 5.914 in het studiejaar 2017/18. Ondanks deze toename is het aandeelvan vrouwelijke studenten dat een techniek- of ICTopleiding op mbo-niveau start 9% van alle vrouwen dieaan het mbo een opleiding gaat volgen. Dit terwijl 28%van alle vmbo-meisjes met een gl/tl diploma Natuur- enScheikunde (NaSk) in het vakkenpakket heeft (diplomering 2017/18). Slechts 27% van de meisjes meteen vmbo ’techniek’-diploma stroomt door naar eenmbo-opleiding techniek of ICT tegenover 72% van dejongens met een vmbo ’techniek’-diploma4. De cijferszijn duidelijk: meer bètatechnisch talent van meisjes danvan jongens gaat verloren bij de overgang van vmbonaar mbo. Ondanks de keuze voor een techniekprofielen positieve resultaten, stroomt deze groep meisjes nietdoor naar een bètatechnische mbo-opleiding5.Het verlies van potentieel techniektalent van meisjesis om sociaaleconomische redenen ongewenst nu dearbeidsmarkt te maken heeft met tekorten aan technisch geschoolde vakmensen. Maar het is vooral eenverspilling van talent dat meisjes die een techniek opleiding kunnen doen, daarvan afzien vanwegegenderverwachtingen en cultuuraspecten. Steeds meermbo-scholen zetten zich daarom in om het verlies vanmeisjes voor de bètatechniek te beperken en te zoekennaar manieren om gendergelijkheid in techniek- en ICTopleidingen te bevorderen.De ondervertegenwoordiging van vrouwenin bètatechnische opleidingenEr is veel wetenschappelijk onderzoek gedaan naarde oorzaken van de ondervertegenwoordiging vanvrouwen in bètatechnische opleidingen en beroepen.Vooral in de Nederlandse situatie is genderstereotypering een belangrijke verklarende factor. Sterker danin andere landen associëren we in Nederland mannenmet bètatechniek en vrouwen met alfavakken6. Dezeassociaties beïnvloeden onze ideeën en ons gedrag tenaanzien van meisjes en vrouwen in techniek en ICT.Onbewust en onbedoeld bevestigen we het idee dattechniek een mannenaangelegenheid is. Deze impliciete en expliciete genderverwachtingen beperken veelmeisjes. Ze ontwikkelen een lager zelfbeeld ten aanzienvan exacte vakken dan jongens, hebben minder zelfvertrouwen in hun technische kennis en vaardigheden enkennen nauwelijks (vrouwelijke) beroepsbeoefenaren enberoepen. Het gevolg is dat veel meisjes twijfelen aanhun capaciteiten op het gebied van techniek en ICT enhun directe (school)omgeving zet zich niet in om dietwijfel weg te nemen. Mbo-scholen zetten een belangrijke stap naar meer diversiteit wanneer ze tegenwichtweten te bieden aan de genderverwachtingen en denadelige effecten die meisjes ervan ondervinden.Ook traditionele beelden van techniek en het techniekonderwijs zijn op mbo-niveau een belemmerendefactor. Met name de opleidingen en beroepen opniveau 2 en 3 drukken een stempel op het imago vanmbo techniek. Meisjes zijn minder dan jongens geïnteresseerd in de ’techniek om de techniek’ en willenjuist met hun opleiding en werk een maatschappelijkebijdrage leveren7. Het is om die reden belangrijk datmbo-scholen het techniekonderwijs sterker gaan verbinden met maatschappelijke doelen en met anderedisciplines. Door deze maatschappelijke context wordentechniek- en ICT-opleidingen en stages interessantervoor meisjes. Onderwijsvernieuwing om bètatechnischeopleidingen betekenisvoller te maken is een goed vertrekpunt voor scholen die meer vrouwelijke studentenwillen interesseren en behouden voor techniek en ICT. ètatechnische mbo-opleidingen zijn opleidingen die vallen onder herziene definitie van techniekopleidingen van de MBO Raad en het PlatformBBètatechniek uit 20184Bron: Monitor Techniekpact, 20185A. van Langen, De lekkende bèta/technische pijpleiding, Kennisconferentie VHTO, 20186D. Miller, A. Eagly & M. Linn, 20157J. Margolis & A. Fisher, 200237

De eenzijdig mannelijke studentenpopulatie en personeelssamenstelling bevestigen de gendernormen enhet ‘jongens-imago’ van mbo techniek en ICT enweerhoudt een groep jonge vrouwen ervan een bètatechnische mbo-opleiding te kiezen. In door mannengedomineerde (werk)omgevingen heersen sterkegender biases waarbij vrouwen zich minder thuis enwelkom voelen8. Een deel van de vmbo-meisjes kiestgeen techniek of ICT omdat ze niet als enige meisjetussen de jongens willen zitten. Ze kiezen om die redeneen mbo-opleiding waar de studentenpopulatie meerdivers is of ze verlaten de opleiding al in het eerstestudiejaar. Dit cultuuraspect kan ook voor ouders eenzwaarwegend argument zijn om dochters een techniekopleiding af te raden. Het wordt makkelijker omstudentes aan te trekken en te behouden bij bètatechnische mbo-opleidingen waar het lukt de ’jongenscultuur’ om te vormen naar een meer inclusieve cultuur enwaar er een betere balans is tussen het aantal mannenen vrouwen.2. Opzet2.1. VraagstellingOver de factoren die meisjes en vrouwen ervan weerhouden een opleiding en loopbaan in techniek en ICTte kiezen is veel nationaal en internationaal onderzoekbeschikbaar. Minder vaak is onderzoek gedaan naarvrouwen die succesvol zijn in bètatechnische opleidingen en loopbanen. Welke factoren zijn van betekenis voor het toenemend aantal mbo techniek- enICT-studentes die ondanks alle belemmeringen wel eenmbo techniek- of ICT-opleiding kiezen? Deze vraagstelling is voorgelegd aan een groep meisjes die eenmbo-opleiding volgt en aan een groep vrouwen dieal enige tijd werkt in een technische functie. We hebben hen gevraagd hoe belangrijk een aantal factorenzijn geweest bij de keuzemomenten in hun (school)loopbaan. We onderscheiden daarbij externe factorenen persoonlijke motieven. Persoonlijke motieven hebben betrekking op de perceptie van de eigen prestaties (ben ik er goed in?) en op de voorstelling van hettoekomstige beroep (wil ik het?)9. Externe factoren zijnpersonen en omstandigheden in de sociale omgevingdie invloed hebben op de keuze en op de persoonlijkemotieven.Verder is gekeken naar mogelijke verschillen tussen studentes in drie verschillende technische sectoren. Onderscheid is gemaakt tussen vrouwen die een89VHTO, De tien inzichten in gender en STEM, inzicht 10, 2018Schoon, I., & Eccles, J. 20148opleiding volg(d)en in de sector Techniek en GebouwdeOmgeving (TGO), de sector Mobiliteit, Transport enLogistiek en Maritiem (MTLM) en de sector ICT enCreatieve Industrie (ICT & CI). Door studentes te vergelijken met gediplomeerde vakvrouwen in een technischefunctie verwachten we een antwoord te vinden op devraag of er een verschil is tussen vrouwen die nu eentechnische opleiding doen en de vrouwen die eerderhun mbo techniek- of ICT-diploma hebben behaald.2.2. DoelstellingDe doelstelling van deze verkennende studie is ommet behulp van vragenlijsten en gesprekken in kaart tebrengen welke factoren en personen vooral belangrijkzijn bij de keuze van jonge vrouwen voor een loopbaanin techniek en ICT. In dit rapport ligt de nadruk op deervaringen van de studentes die nu hun opleiding volgen. Hiermee krijgen we meer inzicht in de factorendie specifiek op mbo-niveau bevorderen dat studenteseen mbo-techniek- of ICT-opleiding kiezen, de opleidingafronden en vervolgens doorstromen naar het hogertechnisch onderwijs of gaan werken in een technischefunctie. De afgeleide, meer praktische doelstelling is ommbo-scholen handvatten te bieden om de groep meisjes die een vmbo-diploma behaalt met Wiskunde enNatuur- en Scheikunde (NaSk), maar die nog niet ‘vanzelf’ instromen in mbo techniek- en ICT-opleidingen, teinteresseren en te motiveren voor een toekomst in debètatechniek.2.3. MethodeOm deze vragen te beantwoorden hebben we gekozenvoor een combinatie van kwalitatieve methoden. Er zijntwee semigestructureerde, digitale vragenlijsten opgesteld, één voor studentes en één voor vakvrouwen,bestaande uit gesloten meerkeuzevragen en openvragen.Bij het opstellen van de vragenlijsten stonden de volgende aandachtspunten centraal: Welke personen zijn belangrijk bij verschillendekeuzemomenten? Heeft de aanwezigheid (of het ontbreken) van vrouwen in de opleiding en het (stage)bedrijf invloed opde keuzes? Welke persoonlijke motieven zijn van belang bij deverschillende keuzemomenten? Wat is de rol van het beroepsbeeld bij de verschillende keuzemomenten?

Na een testfase zijn de definitieve vragenlijsten opgesteld. Deze zijn uitgezet onder studentes die een mbotechniek- of ICT-opleiding volgen bij een van de participerende scholen in het VHTO-project ‘Meer meisjesin mbo Techniek’ en onder mbo-opgeleide vakvrouwen die staan ingeschreven bij de VHTO-databaseSpiegelbeeld.De vragenlijsten zijn inhoudelijk geanalyseerd en onderling vergeleken. De eerste uitkomsten zijn uitgediept ineen gesprek met een focusgroep bestaande uit studentes en vakvrouwen. Aanvullend zijn van studentes envakvrouwen geschreven portretten gemaakt waarin dekeuzemomenten in de (school)loopbanen zijn uitgelicht.In dit verslag beschrijven we de uitkomsten van devragenlijsten en de bijbehorende responspercentages.De uitkomsten zetten we af tegen de algemene inzichten over vrouwen in techniek en ICT. Hieraan koppelen we conclusies en praktische aanbevelingen voormbo-scholen.2.4. ResponsStudentesIn totaal hebben 122 studentes die een mbo-opleidingin techniek en ICT volgen de vragenlijst volledig ingevuld. 58 studentes volgen een opleiding in de sectorTGO en 57 in de sector ICT & CI. Het aantal studentesmet een opleiding in de sector MTLM is 7. Vanwege ditgeringe aantal vergelijken we in de verdere analyse vande gegevens daarom alleen de uitkomsten in de sectoren TGO en ICT & CI.De studentes studeren aan tien verschillendembo-instellingen. Dit zijn: Alfa-college, DrentheCollege, mboRijnland, ROC Friese Poort, ROCMidden-Nederland, ROC Mondriaan, ROC vanAmsterdam, ROC van Flevoland, Soma College enhet Techniek College Rotterdam.Tabel 1 Aantal respondenten studentes (naar sector)mbo-studentes techniek en ICT122waarvan sector TGO58waarvan sector MTLM7waarvan sector ICT & CI57Tabel 2 Aantal studentes per leerweg en niveau (naar sector)tgo n 58mtml n 7ict&ci n 57BOL 446249BBL 4314BOL 33BBL 311BOL 241BBL 212BOL 112BBL 192

Het grootste deel (79%) van de ondervraagde studentes volgt de opleiding in de Beroepsopleidende leerweg(BOL) op niveau 4. Dit wijkt iets af van het landelijkgemiddelde van alle mbo-scholen. Daar doet 91%van alle vrouwelijke studenten een BOL-opleiding.De verdeling van de studentes over de drie sectorenlaat zien dat in de sector ICT & CI 53 van de 57 respondenten een opleiding op niveau 4 volgen (91%). Inde sector TGO is er iets meer spreiding over leerwegenen niveaus, maar ook hier volgen de meeste studentes een opleiding op niveau 4 (83%). Dit is iets bovenhet landelijk gemiddelde van alle mbo-scholen. Vanalle mbo-studentes die in 2017/18 een mbo techniekof ICT-opleiding kiezen, volgt 72% een opleiding opniveau 4. 57% van de studentes heeft op het momentvan invullen van de vragenlijst al een of meer stagesgedaan. In tabel 3 is de verdeling over de drie sectorente zien de studentes die stage hebben gelopen10.Vakvrouwen75 vakvrouwen met een mbo-opleiding hebben de vragenlijst volledig ingevuld. Van deze 75 mbo-vakvrouwenwerken er 70 in de sector TGO, vier vrouwen werkenin de sector ICT & CI en één vrouw in de sector MTLM.Tabel 3 Aantal studentes stage gelopen (naar sector)Dertien vakvrouwen hebben na hun mbo-diploma eenhbo-opleiding, of hoger, in techniek- of ICT afgerond(17%). Deze vrouwen hebben op drie na allemaal eentechnische of ICT-functie. Eén van de drie vrouwen zonder technische functie is docent geworden, een ander iswerkzoekende en de derde is opnieuw gaan studeren.De procentuele verschillen in leerweg en niveau tussenstudentes en vakvrouwen zijn niet groot. Van de studentes doet 89% de opleiding in de Beroepsopleidendeleerweg (BOL) en van de vakvrouwen deed 77% dat.Van de studentes doet 85% een opleiding op niveau 4en van de vakvrouwen 87%. In tabel 5 is te zien dat dehelft van de gediplomeerde vakvrouwen het diplomain het jaar 2000 of later haalde en de andere helft voor2000.Tabel 4 Aantal respondenten vakvrouwen (naar sector)alle studentes met stage69mbo-vakvrouwen75sector TGO39waarvan sector TGO70sector MTLM5sector ICT & CI25Tabel 5 Jaar van diplomering vakvrouwendiploma behaald10Vanwege deze ongelijke aantallen vakvrouwen persector, vergelijken we in de verdere analyse de responsvan vakvrouwen alleen met de respons van studentesbinnen de sector TGO. Van de vakvrouwen hebben er37 het mbo-diploma behaald in het jaar 2000 en lateren 37 vrouwen zijn eerder dan 2000 gediplomeerd. Eénvakvrouw heeft het diploma niet behaald.n 742010 – 2017172000 – 2009201990 – 1999311980 – 19896In bijlage 1 staat het overzicht van aantallen per marktsegment10waarvan sector MTLM1waarvan sector ICT & CI4

Lisette KoertsProjectleider bij SasburgTechniekLisette werkt als projectleider bij Sasburg Techniek in Zwaag. De appel valt nietver van de boom, want Lisettes vader werkte ook in de elektrotechniek. Van kindsaf aan ging Lisette met hem mee naar het werk om te kopiëren en CAD-tekeningente maken. Het was voor haar dan ook logisch om Elektrotechniek als opleiding tekiezen. De docenten waren niet altijd stimulerend. Toen ze aangaf deze richting op tewillen werden er opmerkingen gemaakt als ‘zou je dat nou wel doen?’ en ‘weet je zekerdat je dit wil?’ Maar dat wist ze.Bij het kiezen van een mts merkte ze verschil in sfeer en hoewelkom ze zich als meisje voelde. Op het Novacollege inBeverwijk was de sfeer open en goed en ze begon met plezieraan de opleiding. Ze heeft deze tijd als positief ervaren, alleenenkele stagebegeleiders moesten wennen aan het feit dat ze alsmeisje meeging ‘naar buiten’. Gelukkig had ze door haar vaderswerk meer ingangen en kon ze terecht bij een betere begeleider.Soms wist ze de mannen op het werk positief te verrassen,bijvoorbeeld toen ze vier dagen bleef werken nadat ze een kindhad gekregen. De verwachting van collega’s was dat ze veelminder zou gaan werken.In 2017 is Lisette veranderd van baan omdat ze graag bij eenkleinere organisatie, dichter bij huis wilde werken. Ze werdbenaderd door een vroegere collega die voor zichzelf wasbegonnen en Sasburg Techniek heeft opgericht. Omdat heteen kleine organisatie is waar zeven mensen werken, is haarfunctie nu zeer afwisselend: contact met klanten, bestellen enwerkvoorbereiding.Bij het afronden van de mts in 2002 voelde de 19-jarige Lisettezich nog te jong om al te gaan werken in een mannenwereld.Daarom koos ze ervoor om verder te gaan op de hts en naastde opleiding een dag in de week te werken. Ze heeft op de htsin Utrecht vooral geleerd procesmatig te denken en projectenuit te voeren. Ook daar had ze nog met weerstand te maken.Tijdens haar eindpresentatie vroeg een van de aanwezigen uithet bedrijfsleven zich af of haar studie wel ‘een verstandigekeuze’ was.Lisettes belangrijkste les is dat ze steeds beter heeft lerenomgaan met mensen die haar niet serieus nemen in het werk.Ze ziet dat ‘vrouwen en techniek’ steeds meer wordt geaccepteerd, maar af en toe komt ze nog mensen tegen die er nietvoor openstaan. Ze treedt hen met zelfvertrouwen tegemoeten merkt dat dit helpt.Na haar opleiding ging Lisette al vrij snel bij BAM werken, waarze bijna negen jaar heeft gewerkt. Binnen BAM heeft ze diversefuncties gehad en zich gespecialiseerd in brandmeldtechniek.Hier was ze de enige vrouw in een technische functie, maar datis iets ‘waar je mee om moet leren gaan’.11

3. Externe factorenMijn vader heeft de opleiding ook gedaan.Dat was wel makkelijker kiezen, want hij gafmij al veel informatie.3.1. Personen met invloedWeinig ondersteuning bij roldoorbrekende keuzes,het ontbreken van beroepsbeelden en rolmodellenwaarmee meisjes zich kunnen identificeren, zijn oor zaken voor de geringe deelname van meisjes aan bètatechnische opleidingen. Hoe zit dat bij de vrouwen diewel een keuze hebben gemaakt voor techniek en ICT?Hebben zij steun gehad bij hun keuzes en waren ermensen in hun omgeving die hen motiveren?StudentesDe studentes is gevraagd welke personen in hun socialeomgeving belangrijk zijn geweest bij de keuzemomenten in hun schoolloopbaan. Dit blijkt te verschillen perkeuzemoment.Voor de meeste studentes zijn ouders een belangrijke,invloedrijke factor bij de profielkeuze op de vo-school(73%) en bij het kiezen van de mbo-opleiding (66%).Bij het kiezen van een stagebedrijf zijn ouders voorslechts 39% van de studentes belangrijk geweest enbij het kiezen van een vervolgopleiding geeft 57% aandat hun ouders invloed hebben op deze keuze. De support van ouders is voor de meeste studentes van grotebetekenis.Naast ouders zijn ‘mensen met een goede baan inde techniek’ een invloedrijke factor. Voor 59% van destudentes hebben bekenden met een goede baan inde techniek een belangrijke invloed gehad op de mboopleidingskeuze en voor 58% op de keuze van een vervolgopleiding. Uit de toelichting van de studentes komtnaar voren wie voor hen ‘mensen met een goede baanin de techniek’ zijn. Ze vatten dit breed op, het kunnenmannen en vrouwen zijn, mensen met interessant werk,met goede vooruitzichten en een mooi loon. Bovendienweten deze mensen hen persoonlijk de interesse voorhet vak over te dragen. Zij zijn inspirerende voorbeeldenwaardoor de meisjes een mogelijk (beroeps)perspectiefvoor zichzelf ontdekken, een possible self 11.In tabel 7 staat de uitsplitsing naar sector. Hierin is tezien dat er opvallende verschillen zijn tussen studentes in de sector TGO en ICT & CI. Voor de studentesTGO zijn ‘mensen met een goede baan in de techniek’veel vaker een belangrijke factor dan voor de studentesin de sector ICT & CI. Voor 72% van de TGO studentes hebben deze bekenden invloed gehad op de keuzevoor de mbo-opleiding en voor 68% bij de keuze vooreen vervolgopleiding. In de sector ICT & CI zijn ‘mensen met een goede baan in de techniek’ een minderbepalende factor. Voor 46% respectievelijk 47% vandeze studentes hebben zij wel een belangrijke invloedop de opleidingskeuze. Dit verschil kan erop wijzendat de identificatie met het toekomstige beroep bij dekeuze voor een techniekopleiding belangrijker is dan bijICT-opleidingen.Tabel 6 Percentage studentes personen met (heel) veel invloed en (heel) envervolgopleidingn 122n 122n 69n 9673%66%39%57%mensen met een goede baan in de techniek-59%-58%docenten mbo-37%57%52%leraren/decaan middelbare school48%25%--vrouwelijk rolmodel22%17%13%19%vrienden en vriendinnen30%16%12%9%ouders11Marinka Kuijpers, Expertpanel Kennisconferentie, 201812

Van de docenten zijn met name de mbo-docentenbelangrijk voor veel studentes. Zowel bij de keuze vooreen mbo techniek- of ICT-opleiding als bij de daaropvolgende keuzemomenten hebben mbo-docenten invloedop de keuze die de vro

20% van de studentes die stage hebben gelopen weet niet wat ze gaan doen na de diplomering. Bij de ICT & CI-studentes weet 32% het niet en bij de TGO-studentes 13%. Wat is de rol van het beroepsbeeld bij de verschillende keuzemomenten? 90% van de studentes in de sector TGO weet bij de vo-profielkeuze welk werk ze later willen gaan doen.

Related Documents:

mbo gigabyte b85-hd3 lga1150 4tag 4xddr3 lan audio7.1 hdmi dvi vga 2pciex16 2pciex1 2pci 6sata 12usb 119,62 mbo gigabyte b85m-d2v lga1150 4tag 2xddr3 lan dvi vga 1pciex16 2pciex1 6sata 12usb matx bulk 87,36 mbo gigabyte b85m-d3v lga1150 i7 ddr3 vd sn rd uatx pci usb 100,80 mbo gigabyte b

problemen. De MBO-ICT'ers zijn beginnende beroepsbeoefenaren die vanuit een praktische zienswijze meedenken en uitvoeren. De rol van de MBO-ICT'er wordt steeds belangrijker, ook kijkend naar bijvoorbeeld de trends die worden genoemd in het trendrapport van SBB: Cloud en edge computing Artificial intelligence en machine learning

Uitgangspunten bij gebruik BBT-conclusies Conclusies gaan over installaties, niet weilanden. Gelijkwaardige technieken mogen ook toegepast worden. Alle genoemde technieken zijn BBT, maar: - de strengste techniek is in sommige situaties de BBT, waar in andere situaties een minder strenge techniek dat is.

of een avontuurlijke reis te beginnen, de Forester is een praktische en betrouwbare auto met oog voor het milieu. Haal nu nog meer uit uw dag met zijn ruimere interieur en hogere zitpositie. En haal nog meer uit elke rit met zijn vierwielaandrijving, en ook meer uit elke liter brandstof

We zullen meer dan ooit samenwerken met gemeenten, zorgverleners en wijkagenten om sociale problemen op te lossen en te voorkomen. Corporaties gaan meer samen optrekken om energieneutrale huizen te bouwen voor een zo gunstig mogelijke prijs. Er is steeds meer

onderscheiden: techniek, economie, en zorg en welzijn. Er zijn ten minste twee verklaringen te geven waarom de studenten in een schooljaar nauwelijks vooruitgaan. Ten eerste kan het hebben gelegen in het feit dat slechts de helft van de beoogde reguliere lessen Nederlands ook daadwerkelijk is gegeven. Daarmee kan het

die het onderwijs verlaten voor hun 23e jaar zonder een diploma op minimaal havo, vwo- of mbo 2-niveau. Voor . mbo 1- of 2-diploma 12,5 procent hoger dan voor vrouwen. Hun uurloon ligt 4 procent hoger. Alleen bij . EU“‘: Wiskunde EU“‘: Natuurwetenschappen .

par catégorie alimentaire. A partir des informations disponibles dans les listes d’ingrédients, il est parfois délicat pour un même libellé d’ingrédient de différencier son utilisation en tant qu’additif ou en tant que substance à usage d’enrichissement (exemple : acide ascorbique). Pour ce rapport et pour ces substances, il a été décidé, par convention (choisie), de .