Het Onderwijs - Rijksoverheid.nl

3y ago
21 Views
2 Downloads
9.95 MB
212 Pages
Last View : 20d ago
Last Download : 3m ago
Upload by : Isobel Thacker
Transcription

De Staat vanhet Onderwijs

De Staat vanhet Onderwijs3

nav taatS eDsjiw rednO teh

VoorwoordIeder jaar maken wij de staat van het onderwijs op, zoalsdat in artikel 23 lid 8 van de Grondwet wordt gevraagd.We brengen feiten en cijfers bijeen, we tonen meerjarigeontwikkelingen en resultaten, we signaleren verbandenen oorzaken.Maar terwijl wij bezig waren de Staat van het Onderwijs2020 af te ronden, kreeg ook Nederland onverwachts temaken met de coronacrisis. Een wereldwijde epidemiemet verregaande gevolgen voor het land en voor hetonderwijs. Op het moment dat wij dit schrijven volgen demeeste leerlingen en studenten onderwijs op afstand inplaats van op school, en zijn de eindtoets in het primaironderwijs en het centraal eindexamen in het voortgezetonderwijs komen te vervallen. Leraren, schoolleidersen bestuurders doen er alles aan om hun leerlingenen studenten toch nog zo goed mogelijk onderwijs tebieden. Kortom, het onderwijs heeft zijn handen overvolaan het uitvoeren van de kerntaken in haast onmogelijkeomstandigheden.Daarom is dit niet het moment om het gesprek te voerenover wat de inhoud van deze publicatie betekent voor hetonderwijs. Om die reden presenteren we de informatiefeitelijk, zonder de gebruikelijke duiding in het voorwoord.Wat de gesignaleerde ontwikkelingen betekenen en hoede kennis kan worden benut, daarover spreken wij graaglater met de onderwijspartners. Als de situatie weervoldoende genormaliseerd is om gezamenlijk verdervooruit te kijken. Voor de tussentijd wensen wij allesterkte aan iedereen binnen en rond het onderwijs.Monique VogelzangInspecteur-generaal van het OnderwijsEsther Deursenwaarnemend Inspecteur-generaal van het OnderwijsIn deze Staat van het Onderwijs 2020 rapporteren wijover het functioneren van het onderwijsstelsel in hetafgelopen jaar. Daarbij kijken we naar de kernfunctiesvan het onderwijs: allocatie (studenten opleiden vooreen goede positie op de arbeidsmarkt), socialisatie(sociale en maatschappelijke ontwikkeling van leerlingenen studenten bevorderen), selectie en gelijke kansen(leerlingen en studenten selecteren en plaatsen in eenpassende onderwijsomgeving, een passende schoolsoortof passend opleidingsniveau) en kwalificatie (kennisen vaardigheden bijbrengen). Daarnaast gaat de Staatvan het Onderwijs 2020 dieper in op verschillen tussende prestaties die scholen met vergelijkbare leerlingenpopulaties realiseren, op het onderwijs aan leerlingenmet extra ondersteuningsbehoeften en op vragen rondde inrichting van en sturing op het onderwijsstelsel.5

inspec t ie va n he t o nd er w i js d e s ta at va n he t o nd er w i js 20206

1Blik op het stelselPagina 82PrimaironderwijsPagina 503VoortgezetonderwijsPagina 784(Voortgezet)speciaal onderwijsPagina 1065MiddelbaarberoepsonderwijsPagina 1346HogeronderwijsPagina 1667

inspec t ie va n he t o nd er w i js d e s ta at va n he t o nd er w i js 20208

1 blik op het stelsel1Blik op het stelsel1.1Staat van het Nederlandse onderwijs 111.2 Goed onderwijs voor alle leerlingen enstudenten 231.3Druk op onderwijsstelsel neemt toe 351.4Vasthouden basisniveau onderwijskwaliteit 41Literatuur 469

inspec t ie va n he t o nd er w i js d e s ta at va n he t o nd er w i js 202010

1 BLIK OP HET STELSEL1.1 Staat van hetNederlandse onderwijs1.1.1 De kerntaken van het onderwijsHet onderwijs heeft verschillende kerntaken. Er zijnverschillende indelingen van deze kerntaken van hetonderwijs in gebruik (zie ook Onderwijsraad, 2016; Vande Werfhorst, Elffers & Karsten, 2015). In de Staat van hetOnderwijs geven wij jaarlijks een beeld van de stand vanzaken rond de volgende vier kerntaken. Allocatie: het opleiden van studenten voor een goedepositie op de arbeidsmarkt; Socialisatie: het bevorderen van sociale enmaatschappelijke ontwikkeling; Selectie en gelijke kansen: het selecteren en plaatsenvan leerlingen en studenten in een passendeonderwijsomgeving, met certificering en diplomeringin een passende schoolsoort of passendopleidingsniveau; Kwalificatie: het bijbrengen van kennis envaardigheden.1.1.2 Aansluiting op de arbeidsmarkt (allocatie)Meeste jongeren vinden een plaats op de arbeidsmarkt Een belangrijke opgave voor het onderwijs isom jongeren op te leiden voor een passende plaatsop de arbeidsmarkt. Om zo zelfstandig te kunnenfunctioneren in de maatschappij. Voor veel van dejongeren die voor het eerst gediplomeerd het middelbaarberoepsonderwijs (mbo), hoger beroepsonderwijs(hbo) of wetenschappelijk onderwijs (wo) verlaten,verloopt deze overgang goed. Van deze jongeren heeft85 procent een jaar na afloop van het laatste studiejaarwerk, in loondienst of als zelfstandige. Het werk sluitvoor 79 procent van de gediplomeerde schoolverlatersaan op het niveau van het gevolgde onderwijs (Huijgen,Meng & Peeters, 2019). Ongeveer twee derde van degediplomeerden zou dezelfde opleiding opnieuw kiezen.Voortijdig schoolverlaters ook vaker aan het werk De kans op werk is net zo snel toegenomen voorvoortijdig schoolverlaters (vsv’ers) als voor schoolverlaters met een startkwalificatie. Vsv’ers zijn jongerendie het onderwijs verlaten voor hun 23e jaar zonder eendiploma op minimaal havo, vwo- of mbo 2-niveau. Voorvsv’ers was in 2014 de kans op werk direct na het verlatenvan de studie 26 procent en in 2018 was dit 39 procent.Ook ongediplomeerde voormalige studenten van deentreeopleiding zijn vaker aan het werk. Het arbeidsmarktperspectief van deze groepen blijft wel achter opdat van gediplomeerden. Ook is het aannemelijk datdeze groep als eerste uitvalt als de arbeidsmarkt zichminder gunstig ontwikkelt. Zonder diploma hebben zijdan minder kans op het vinden van een nieuwe baan,waardoor zij op de lange termijn kwetsbaar blijven.Gunstige arbeidsmarkt een aannemelijke verklaringvoor toename vsv Het aandeel vsv’ers stijgt sinds2 jaar, zowel in het mbo als in het voortgezet onderwijs.In schooljaar 2017/2018 verliet 5,1 procent van destudenten het mbo voortijdig, 0,5 procent het voortgezetonderwijs en ruim 10 procent het voortgezet algemeenvolwassenenonderwijs (vavo). De gunstige arbeidsmarktis een aannemelijke verklaring voor de toename van hetaantal vsv’ers. In bijna alle arbeidsmarktregio’s is zowelhet voortijdig schoolverlaten als ook de werkgelegenheidtoegenomen (UWV, 2018).Arbeidsmarktperspectief kwetsbare leerlingen enstudenten blijft een uitdaging De kans op werk is voorbepaalde groepen leerlingen en studenten nog steedsbeperkt ondanks de gunstige arbeidsmarkt. Het gaathier onder andere over leerlingen en studenten uit hetvoortgezet speciaal onderwijs (vso), het praktijkonderwijsen uit entreeopleidingen. In het vso is er een specifiekeleerroute voor leerlingen die worden opgeleid voor eenplek op de arbeidsmarkt, al dan niet op een beschuttewerkplek (arbeidsmarktgericht uitstroomprofiel). Slechts25,8 procent van de schoolverlaters in 2017/2018 vondin het jaar na uitstroom een plek op de arbeidsmarkt.De entreeopleiding geeft een student een kans ombeter geschoold aan het werk te gaan, weliswaar zonderstartkwalificatie. Van de studenten die na het behalenvan de entreeopleiding uitstromen, heeft 50 procent na1 jaar werk. Ook voor studenten uit het praktijkonderwijszijn de kansen op de arbeidsmarkt relatief beperkt.11

INSPEC T IE VA N HE T O ND ER W I JS D E S TA AT VA N HE T O ND ER W I JS 2020Ongeveer 15 procent heeft in het jaar na uitstroomwerk. Meer dan de helft kiest ervoor door te gaan naarvervolgonderwijs.Studenten met een niet-westerse migratieachtergrond relatief vaak geen werk Het stijgendeonderwijsniveau van studenten met een 2e generatieniet-westerse migratieachtergrond (zie hoofdstukken3 tot en met 6) zien we niet terug op de arbeidsmarkt.Deze studenten hebben een jaar na het verlaten vanhet onderwijs vaker geen werk dan andere onderwijsverlaters. Ook na 5 jaar is dit nog het geval. Het verschilin arbeidsparticipatie tussen studenten met en zondermigratieachtergrond is bij mbo-gediplomeerdengroter dan bij hbo- en wo-gediplomeerden. Voormbo-gediplomeerden ligt het verschil tussen de8 en 10 procent, voor hbo- en wo-gediplomeerden opongeveer 6 procent. Na 5 jaar neemt het verschil bijde wo-gediplomeerden verder af, maar bij de hbo- enmbo-gediplomeerden neemt het verschil dan toe. Er zijngeen verschillen in uurloon tussen onderwijsverlatersmet en zonder migratieachtergrond.Mannen betere baankansen ondanks minderstudiesucces Jongens verlaten vaker dan meisjeshet onderwijs zonder startkwalificatie, hebbenminder studiesucces, gaan minder vaak naar eenvervolgopleiding en doen langer over hun studie. Op dearbeidsmarkt is het een ander verhaal (figuur 1). Een jaarna uitstroom uit het onderwijs hebben mannen vakerwerk en een hoger uurloon dan vrouwen met dezelfdeopleiding. Zo ligt de baankans voor mannen met eenmbo 1- of 2-diploma 12,5 procent hoger dan voorvrouwen. Hun uurloon ligt 4 procent hoger. Alleen bijhbo- en wo-gediplomeerden zijn er een jaar na hetverlaten van het onderwijs nog geen grote verschillenin arbeidsparticipatie en uurloon tussen mannen envrouwen. Na 5 jaar zijn die verschillen er wel. Ook onderhbo- en wo-gediplomeerden zijn de mannen dan vakeraan het werk en ontvangen ze een hoger uurloon.Emancipatie-paradox heeft meerdere oorzaken Deparadox tussen enerzijds een hoger uitstroomniveau vanvrouwen en anderzijds een lagere arbeidsparticipatieheeft meerdere oorzaken. Vrouwen kiezen vaker danFiguur 1 Diploma bij uitstroom en werk na 1 en na 5 jaar, naar geslachtMannen hebben betere baankansen dan vrouwen ondanks minder studiesuccesmanman, na 1 jaarvrouw, na 1 jaarvrouwman, na 5 jaarvrouw, na 5 jaarPercentage gediplomeerden bij uitstroomPercentage met werk na 1 jaar en 5 jaarmbo niv. 1mbo niv. 1mbo niv. 2mbo niv. 2mbo niv. 3mbo niv. 3mbo niv. 4mbo niv. %20%40%60%80%100%Bron:Inspectie van het Onderwijs,eigen berekeningenop basis van CBS microdataInstellingsverschillenbij hbo-opleidingenpaboNominale diplomakans in procenten op pabo-opleidingen naar vooropleiding12havoInstellingmbo0%20%40%60%80%100%

1 BLIK OP HET STELSELLeraren:21,9%heeft extraondersteuningsweer betere baankansen en hogere lonen danmannen voor bepaalde - vaak slechter betalende behoeftenmbo-gediplomeerden (figuurkrijgt2). Studenten dievakgebieden, huisouderschap of deeltijdwerk. Dezehet hbo of hetwo verlatenmeteenalleen een diplomakeuzes maken zij vaak al vroeg in het leven, vooral doorjeugdhulpvanuithebben minder vaakvoorbeelden en verwachtingen van anderen, zoals ouders van het voortgezetwijk- onderwijsof buurtteam8,2%2,0%werk dan bijvoorbeeld mbo 2-gediplomeerden. En(SCP, 2018). Ook hebben werkgevers soms vooroordelenongediplomeerde wo-verlaters die in loondiensten traditionele verwachtingspatronen, waardoor (jonge)krijgt extrawerken, verdienen een uurloon dat vergelijkbaar is metvrouwen minder makkelijk worden aangenomen ofondersteuningdat van mbo 4-gediplomeerden. Ongediplomeerdepromotie maken (SCP, 2018; Van Breeschoten, 2019).vanuit schoolhbo-verlaters verdienen gemiddeld minder dan mboTot slot kan een gebrekkige beroepsvoorlichting door4-gediplomeerden. Deze verschillen zijn 5 jaar naopleidingen een rol spelen. Opleidingen kunnen meeruit het onderwijs nog steeds aanwezig. Deaandacht besteden aan de toekomstige arbeidsheeft een uitstroomgeregistreerdbaankansen voor studenten met een mbo 2-diplomavoorwaarden van banen, het belang van economischeontwikkelingsperspectief* (OPP)en soms ook met een mbo 3-diploma liggen beduidendzelfstandigheid en de verdeling van arbeid en zorg voorlager dan die van mbo 4-studenten. De baankansenkinderen (SCP, 2018).van mbo 2-studenten lijken bij een aantal opleidingsrichtingen meer op die van ongediplomeerden.Baankansen en loon verschillen naar uitstroomOverigens zijn er soms grote verschillen in baankansniveau Afhankelijk van het uitstroomniveau zijn eren uurloon tussen opleidingen binnen een zelfdeverschillen in de kans op werk en de te verwachtenuitstroomniveau. Enkele mbo 4-opleidingen hebbenhoogte van het uurloon. In het algemeen zijn deeen startsalaris dat vergelijkbaar is met een gemiddeldbaankansen voor hbo- en wo-gediplomeerden*De landelijkegegevensoverstartsalaris bij een wo-diploma(Inspectievan hetvergelijkbaar, maar zijn de uurlonen voor wo-gediOPP’s zijn onvolledigOnderwijs, 2019b).plomeerden hoger. Hbo-gediplomeerden hebben0,5%Figuur 2 Baankansen en uurloon naar uitstroomniveauEen diploma halen loontmbo niveau 1hbo adwo bachelormbo niveau 2hbo bachelorwo mastermbo niveau 3hbo masterwo ongediplomeerdmbo niveau 4hbo ongediplomeerdmbo ongediplomeerdKans op werk na 1 jaar in %100%90%80%70%Ongediplomeerde mbo-ers hebbenna 1 jaar ruim 60% kans op werk.Hun gemiddelde uurloon is dan 9.Studenten met een hbo master hebben na1 jaar een baankans van ruim 96%. Hungemiddelde uurloon is dan 17,1760%50%40%91011121314151617Uurloon na 1 jaar in euro’sBron: Inspectie van het Onderwijs, eigen berekeningen op basis van CBS microdata13

INSPEC T IE VA N HE T O ND ER W I JS D E S TA AT VA N HE T O ND ER W I JS 20201.1.3 SocialisatieInzicht in bijdrage scholen aan sociale enmaatschappelijke competenties beperkt Onderwijslevert een belangrijke bijdrage aan de vorming van jongemensen. Leerlingen ontplooien zich op allerlei manierenen scholen kunnen daaraan een belangrijke bijdrageleveren. Daarbij zijn sociale en maatschappelijke vormingbelangrijke aspecten, waarvan waardenoverdracht,de bevordering van autonomie en zelfstandigheidonderdeel zijn. Zo worden jonge mensen optimaaltoegerust voor een succesvolle levensloop. Samenlevenmet anderen is daarvan een belangrijk onderdeel. Overde opbrengsten van het onderwijs wat betreft socialeen maatschappelijke competenties is weinig bekend.Op stelselniveau is het inzicht in de uitkomsten hooguitfragmentarisch en op schoolniveau is meestal ook weinigof geen zicht op de sociale uitkomsten.Burgerschapsopdracht vraagt aandacht enduidelijkheid Bij de verwerving van maatschappelijkecompetenties spelen omgaan met anderen en deelnameaan de samenleving een belangrijke rol. Toerustingtot deelname aan onze open, vrije en democratischesamenleving en bevordering van de waarden nodigvoor het voortbestaan daarvan, zijn dan centraleelementen. Deze taak wordt ook wel aangeduid als deburgerschapsopdracht van de school. De inspectie wijster al geruime tijd op dat deze opdracht meer aandachtvan scholen vraagt. Het wetsvoorstel Verduidelijkingburgerschapsopdracht in het funderend onderwijs, incombinatie met het traject van curriculumvernieuwingin het funderend onderwijs, onderstreept deze opdrachten wil leraren en schoolleiders duidelijkheid geven overde invulling van de burgerschapsopdracht. Recentediscussies over wat deze taak betekent, en de eisen diedaarbij aan scholen gesteld mogen worden, onderstrependaarvan het belang. De inspectie wijst op het belangvan de formulering van duidelijke verwachtingen, zodatscholen en samenleving weten wat van scholen wordtverwacht en zo nodig geëist mag worden.Effectief burgerschapsonderwijs Een veilig en openschoolklimaat (bijvoorbeeld Isac, Maslowski, Creemers& Van der Werf, 2014) en ruimte voor discussie in de klas(bijvoorbeeld Isac & Van der Werf, 2011; Dijkstra, Kuiper& Nieuwelink, 2018) zijn van positieve invloed op desociale en maatschappelijke competenties van leerlingen.Ook komen een door de school ontwikkelde visie opburgerschapsonderwijs, het hebben van specifiekeleerdoelen voor burgerschap en frequente aandacht voorburgerschapsthema’s de sociale en maatschappelijkecompetenties van leerlingen ten goede. Op scholenwaar veel aandacht is voor burgerschapsonderwijs zijnde verschillen in burgerschap kleiner tussen leerlingen14naar sociale achtergrond (bijvoorbeeld Neundorf, Niemi& Smets, 2016; Wanders, Dijkstra, Maslowski & Vander Veen, 2019). Burgerschapsonderwijs kan dus eencompenserend effect hebben voor jongeren die vanhuis uit minder meekrijgen. Het in kaart brengen vande burgerschapscompetenties van leerlingen is goedmogelijk. Toch zien we dat weinig scholen dit doen.Zowel voor de school als voor de omgeving is daardoorvaak onduidelijk wat leerlingen hebben geleerd en ofdat aan de verwachtingen voldoet. Ook hebben scholenhierdoor geen inzicht in de effectiviteit van hunburgerschapsonderwijs. Kansen om de kwaliteit teverbeteren blijven hierdoor onbenut. Dit klemt zekeromdat de resultaten van het burgerschapsonderwijsin Nederland achterblijven bij de verwachtingen(Munniksma et al., 2017).Sociale veiligheid en schoolklimaat Een veilig en openschoolklimaat draagt niet alleen bij aan de bevorderingvan burgerschap, maar is ook een belangrijke voorwaardevoor het geven van onderwijs. Sinds enkele jaren is sprakevan een wettelijke zorgplicht voor scholen waar het gaatom de sociale veiligheid van leerlingen op school. Eenbelangrijk onderdeel daarvan is de jaarlijkse monitoringdoor de school van de veiligheidsbeleving van leerlingen.Ruim driekwart (77 procent) van de basisscholen voldoetaan deze voorwaarde voor een goed veiligheidsbeleid. Inhet voortgezet onderwijs geldt dat voor 83 procent vande scholen. Volgens landelijke gegevens voelt 97 procentvan de leerlingen in het basisonderwijs en voortgezetonderwijs zich veilig (Nelen, et al., 2018). Toch is ook opveel scholen sprake van leerlingen die te maken hebbenmet (aanhoudend) pesten en gevoelens van onveiligheid.In het basisonderwijs gaat het om 1 op de 10 leerlingenen in het voortgezet onderwijs om 5 procent van deleerlingen die zegt te worden gepest. De inspectie zieterop toe dat scholen monitoren en spreekt scholen aanals dat niet het geval is. Dat doet de inspectie ook als deuitkomsten van de monitoring vragen om aanpassing vanhet veiligheidsbeleid, maar scholen dat nalaten.Basiswaarden van de democratische rechtsstaat Devrijheid van onderwijs, zoals opgenomen in artikel 23 vande Grondwet, biedt scholen de ruimte om vanuit eigenlevensbeschouwelijke grondslag invulling te geven aanhet onderwijs. Deze vrijheid past in een open en doordiversiteit gekenmerkte samenleving, maar is niet zondergrenzen. Die worden bepaald door wet- en regelgeving,zoals kerndoelen en de wettelijke burgerschapsopdracht,waarin de basiswaarden van de democratischerechtsstaat, zoals gelijkwaardigheid en het afwijzen vandiscriminatie een centrale rol spelen. Het debat over eenlesmethode op islamitische basisscholen rond seksuelediversiteit en de omgang tussen jongens en meisjes wasvoor de inspectie aanleiding om te onderzoeken hoe

1 BLIK OP HET STELSELscholen invulling geven aan onderwerpen waarovermorele opvattingen van scholen soms sterk verschillenvan die in de samenleving. Daarvoor zijn zo’n 80bekostigde en niet-bekostigde scholen uit vrijwel allesectoren en richtingen onderzocht. Het onderzoek laatzien dat scholen bij thema’s zoals seksuele diversiteit,de gewenste omgang tussen jongens en meisjes enrollen van mannen en vrouwen, of de verhouding tussende eigen godsdienstige uitgangspunten en dominantemaatschappelijke opvattingen, gebruik maken van deruimte die de vrijheid van onderwijs geeft. De inspectiestelde vast dat scholen daarbij grotendeels handelenbinnen de grenzen van de wet. Ook stelde de inspectievast dat op vrijwel geen onderzochte school sprake isvan strijdigheid met basiswaarden. Dat geldt ook voormethoden die scholen gebruiken. Wel gaat het soms omopvattingen die in de samenleving tegenspraak oproepenof omstreden zijn (Inspectie van het Onderwijs, 2020a).Bevordering basiswaarden onvoldoende Tochstemmen de resultaten niet tot tevredenheid. Somsis weinig of geen sprake van actieve bevordering vanbasiswaarden van de democratische rechtsstaat. Datgeldt soms voor het onderwijs in de klas en somsook voor de methode die de school gebruikt. Actievebevordering van basiswaarden is op alle scholenbelangrijk. Dat geldt zeker voor scholen waar leerlingenover de schreef gaan of waar leerlingen de opvattingendie de school overdraagt verkeerd kunnen begrijpen.Hoewel ook deze scholen aan de wettelijke opdrachtvoldoen, vraagt dit toc

die het onderwijs verlaten voor hun 23e jaar zonder een diploma op minimaal havo, vwo- of mbo 2-niveau. Voor . mbo 1- of 2-diploma 12,5 procent hoger dan voor vrouwen. Hun uurloon ligt 4 procent hoger. Alleen bij . EU“‘: Wiskunde EU“‘: Natuurwetenschappen .

Related Documents:

aanzien van hun opleiding en de rol die technologie hierin speelt4. Het is essentieel dat hun onderwijs goed aansluit op de (digitale) arbeidsmarkt en dat het onderwijs flexibel is, bijvoorbeeld door het aanbod van online onderwijs. Het optimaal benutten van de mogelijkheden van ICT in het onderwijs vraagt nieuwe kennis en vaardigheden van .

HOGER ONDERWIJS Het hoger onderwijs omvat het ‘hoger beroepsonderwijs (hbo)’ en het ‘wetenschappelijk onderwijs (wo)’. Aan een universiteit staat de wetenschap centraal, aan een hbo-school worden studenten voor een hoger beroep opgeleid. Om tot een universiteit toegelaten te worden, moet men een vwo-diploma hebben, voor

Voor je ligt het Examenreglement voor het schooljaar 2018-2019 voor het vmbo. Het eindexamen voor het vmbo begint in het derde leerjaar. Het eindexamen bestaat uit een schoolexamen (SE), een rekentoets en een centraal examen (CE). In dit document vind je het examenreglement dat onze Scholengroep hanteert bij het afnemen van het eindexamen.

het totaal aantal hoger onderwijsdiploma’s, dan zien we een lichte daling van 20,5 % in 2001-2002 tot 19% in 2008-2009. De conclusie luidt dus dat het aantal STEM gediplomeerden in het hoger onderwijs het laatste decennium toeneemt. De stijging van het aantal STEM gediplomeerden in het hoger onderwijs is een

geeft uitvoering aan deze motie voor wat betreft het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo), hoger algemeen vormend onderwijs (havo) en het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo) en is het voorlopige eindresultaat van de uitwerking van het alternatief van de NVvW. 1.2 Randvoorwaarden

In het katholiek onderwijs krijgen de leerlingen 2 u per week rooms-katholieke godsdienst. In het GO!, het gemeentelijk en provinciaal onderwijs kiezen ze voor een van de erkende godsdiensten of zedenleer. De basisvorming van 1B verschilt van de basisvorming in 1A. In 1B herhaalt men een aantal belangrijke leerstofonderdelen van het lager .

Waar de Faculteit Natuur en Techniek de trekker is van het programma, past het de opleidingen van de faculteit hierin iniatief te nemen. In dit kader is door het Instituut voor ICT in het najaar van 2011 een project gestart met de titel "De Omslag in het ICT-onderwijs". Doel van dit project is een pilot uit te voeren met

Dit eerste deel van Wiskunde voor het Hoger Technisch Onderwijs biedt deze benodigde hulp door bepaalde gebieden van de elementaire wiskunde te behandelen, en slaat op die manier een brug tussen het voortgezet en het hoger onderwijs. Deze opzet heeft zich in de voorgaande jaren bewezen.