Verbeteractie 'stedelijke Gebieden En Water' - Cultureel Erfgoed

1y ago
8 Views
2 Downloads
1.91 MB
26 Pages
Last View : 22d ago
Last Download : 3m ago
Upload by : Gideon Hoey
Transcription

Verbeteractie‘stedelijke gebiedenen water’Archeologische Landschappenkaart van Nederland, versie 3.0Programma Kennis voor Archeologie

Verbeteractie‘stedelijke gebieden enwater’Archeologische Landschappenkaart van Nederland, versie 3.0Programma Kennis voor Archeologie

Verbeteractie 'stedelijke gebieden en water'Programma Kennis voor ArcheologieArcheologische Landschappenkaart van Nederland, versie 3.0ISBN/EAN: 978-90-7604-668-6Beeldmateriaal: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, tenzij anders vermeldAuteurs: Rik Feiken, Menne Kosian & Eelco RensinkOpmaak: Xerox/Osage, Utrecht Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort, 2020Postbus 16003800 BP Amersfoortwww.cultureelerfgoed.nl

Inhoudsopgave1Inleiding 1.1Inleiding 1.2Context 1.3Doelstelling 1.4Leeswijzer 1.5.Dankwoord 4444442Werkwijze 2.1Inleiding 2.2Stappenplan 2.3Categorieën 55553Bronnen 3.1Inleiding 3.2Overzicht bronnen 8884Resultaten verbeteractie 4.1Kaartbeeld totaal 4.2Voorbeelden stedelijke gebieden 4.3Andere correcties 4.4Aanpassingen in technisch document 4.5Aandachtspunten 1212121820205Aanbevelingen 21Literatuur 22Bijlage 1. Overzicht geraadpleegde bronnen van 23 grote stedelijke gebieden (categorie III gebieden) 23

4—1 Inleiding1.1 Inleiding1.2 ContextDe Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) heeft inseptember 2016 een nieuwe digitale kaart gepubliceerd,de Archeologische Landschappenkaart van Nederland(versie 2.6).1 Op de kaart worden 26 landschappen endaarbinnen 39 landschapszones afgebeeld. De onderscheiden landschappen en landschapszones zijn vanbetekenis niet alleen uit het oogpunt van landschappelijke kenmerken. Ook zijn ze van belang in termen vanmogelijkheden en beperkingen van bewoning en gebruikdoor de mens in het verleden. De ArcheologischeLandschappenkaart kan om deze reden helpen bij hetbeschrijven van bewoningsbeelden en bij het toekennenvan archeologische verwachtingen. Verder kan de kaarteen hulpmiddel zijn bij het vaststellen van prospectiekenmerken van (verschillende typen) vindplaatsen binnenspecifieke landschappen en landschapszones. Mede aande hand van deze kenmerken kan worden bepaald metwelke methoden en technieken verwachte archeologische resten het beste kunnen worden opgespoord.De verbeteractie ‘stedelijke gebieden en water’ is eind2018 en begin 2019 uitgevoerd in het kader van hetprogramma Kennis voor Archeologie (programmaleiderRoel Lauwerier) van de RCE. Aansluitend is het verantwoordingsdocument in de vorm van onderhavig rapportopgesteld. De Archeologische Landschappenkaart vanNederland wordt onder andere gebruikt in de projectenProspectie op Maat en Landgebruik in Lagen van de RCE.Beide projecten maken deel uit van het programmaKennis voor Archeologie.In de afsluitende paragraaf van het verantwoordingsrapport worden aanbevelingen gedaan gericht op hetaanvullen en verbeteren van de ArcheologischeLandschappenkaart.2 Een daarvan houdt verband met dezogenaamde ‘witte vlekken’ op de kaart. Deze vlekkencorresponderen met witte, niet-gekarteerde gebieden inhet belangrijkste bronbestand van de ArcheologischeLandschappenkaart, de Geomorfologische Kaart vanNederland schaal 1:50.000.3 Enerzijds gaat het omwateroppervlakken en anderzijds om stedelijke enandere bebouwde gebieden die destijds niet op geomorfologische kenmerken zijn gekarteerd. In het GIS-bestandvan de Archeologische Landschappenkaart ontbreekthierdoor een classificatie als één (of meer)landschapszone(s). Om deze reden missen ze een uitlandschappelijk en archeologisch oogpunt relevanteduiding op de Archeologische Landschappenkaart.Dit rapport vormt de verantwoording van een verbeteractie gericht op het ‘opvullen’ of ‘inkleuren’ van de wittevlekken op de Archeologische Landschappenkaart. Heteindresultaat van de verbeteractie is een nieuwe versievan de Archeologische Landschappenkaart (versie 3.0)waarin de oorspronkelijk witte vlekken zijn ingekleurdmet landschappelijke -landschappenkaart2 Rensink et al. 2016.3 Ten Cate & Maarleveld 1977.4 Dit rapport kan in de vorm van een PDF worden geraadpleegd en gedownload(zie noot 1) als bijlage bij de Archeologische Landschappenkaart vanNederland.1.3 DoelstellingDe doelstelling van de verbeteractie is als volgtgedefinieerd:Een vanuit landschappelijk en archeologisch oogpuntrelevante duiding van de witte vlekken (water, stedelijkebebouwing inclusief historische stadskernen, historischedorpskernen) op de Archeologische Landschappenkaartvan Nederland, zodat de nieuwe versie van de kaart ookvoor deze gebieden informatie biedt, en voor archeologische doeleinden geraadpleegd en gebruikt kan worden.1.4 LeeswijzerIn hoofdstuk 2 wordt de werkwijze van de verbeteractiebeschreven. In hoofdstuk 3 wordt een overzicht gegevenvan de gehanteerde bronnen. Hoofdstuk 4 besteedtaandacht aan het nieuwe kaartbeeld en beschrijft deresultaten van de verbeteractie aan de hand van illustratieve voorbeelden. Het rapport wordt afgesloten metaanbevelingen (hoofdstuk 5).1.5. DankwoordDe auteurs willen Dian Jansen (RCE) bedanken voor haarbijdrage aan de verbeteractie ‘stedelijke gebieden enwater’ en voor het maken en onderhouden van deweb-service van de Archeologische Landschappenkaartvan Nederland.

52 Werkwijze—2.1 InleidingIn dit hoofdstuk wordt de werkwijze beschreven die isgehanteerd bij het invullen van de witte vlekken door hettoekennen van een geomorfologische of (in het geval vanhistorische binnensteden en historische dorpskernen)historische duiding aan (delen van) witte vlekken.2.2 StappenplanDe werkwijze omvat een stappenplan waarin drie stappenzijn opgenomen (afb. 1). Het stappenplan wordt hierondergeïllustreerd aan de hand van een uitsnede uit deArcheologische Landschappenkaart van de stad Utrechten omgeving. Uitgangspunt is de weergave van hetbetreffende gebied op de ArcheologischeLandschappenkaart, versie 2.6, dat wil zeggen de vigerende versie voorafgaande aan de verbeteractie (afb. 2a).Stap 1: De witte vlekken op de ArcheologischeLandschappenkaart zijn onder te verdelen in enerzijdsgebieden met bebouwing en anderzijds gebieden metopen water (voornamelijk rivieren, kanalen en meren).De eerste stap bestond uit het toewijzen van de eenheid‘open water’ aan niet-gekarteerde gebieden die uit openwater bestaan (afb. 2b, in blauw aangegeven vlakken enlijnen). Voor deze gebieden is eenheid 90 toegevoegd aande legenda van de Archeologische Landschappenkaart. Inhet geval van stedelijke bebouwing, historische binnensteden en historische dorpskernen is verder gegaan naarstap 2.Stap 2: De niet-gekarteerde gebieden met bebouwingzijn onder te verdelen in 1) historische binnensteden enhistorische dorpskernen, 2) gebieden zonder bebouwingen deel uitmakend van het landelijke gebied. HetBrondataonderscheid tussen beide is gemaakt op basis van deTopografische Militaire Kaart 1850-1864. De RCE heeft decontouren van de historische binnensteden en dorpskernen (situatie rond 1850) gedigitaliseerd en in een GISgezet. Ze waren daarmee beschikbaar als digitalekaartlaag als onderdeel van de verbeteractie. Tijdens stap2 zijn de begrenzingen/contouren van deze gebieden alskleine grijze vlakken toegevoegd aan de ArcheologischeLandschappenkaart. In de gekozen uitsnede gaat het omde historische binnenstad van Utrecht, en de kleinerehistorische (dorps-)kernen van Woerden, Montfoort,IJsselstein en Vianen (afb. 2c). In het geval rond 1850sprake was van landelijk gebied, is verder gegaan naarstap 3.Stap 3: In stap 3 zijn (delen van de) witte vlekken die nietzijn ingevuld tijdens stap 1 en 2, toegewezen aan één ofmeer landschapszones (afb. 2d). Twee belangrijkevariabelen zijn bepalend geweest voor de werkwijze tenaanzien van het invullen/inkleuren van deze overgebleven (delen van) witte vlekken (polygonen):de grootte van de polygoon en de variabiliteit van hetlandschap (afb. 3). In het geval van kleine polygonen enkleine variabiliteit was het eenvoudig om de wittevlekken toe te wijzen aan landschapszones. Bij grotepolygonen en een grote variabiliteit is gebruik gemaaktvan aanvullende kaartbronnen (zie hoofdstuk 3).2.3 CategorieënAls de in de voorafgaande paragraaf beschreven tweevariabelen uit stap 3 tegen elkaar worden afgezet, zijn ervier situaties (of categorieën) die bepalend zijn geweestvoor de toegepaste werkwijze voor de overgebleven,niet-ingevulde (delen van) witte vlekken (afb. 3):Label op de kaartWitte vlekGeomorfologischekaart van NederlandTopografische MilitaireKaart (1850-1864)Geologische gegevens(AHN)WaterBebouwingStads- endorpskernenrond 1850Landelijk gebiedrond 1850ToewijzenlandschapszoneAfb. 1 Overzicht werkwijze in de vorm vaneen stappenplan gericht op het opvullenvan de niet-gekarteerde gebieden (‘wittevlekken’) op de ArcheologischeLandschappenkaart van Nederland.

6—Categorie IIn het geval van een kleine polygoon binnen een ingeomorfologisch opzicht homogeen landschap ( kleinevariabiliteit) is volstaan met het extrapoleren van deomringende landschapszone. De kleine polygoon krijgtwat betreft landschapszone dezelfde duiding als hetomringende landschap.Afb. 2a Het uitgangspunt: de Archeologische Landschappenkaart(versie 2.6) vóór de verbeteractie ‘stedelijke gebieden en water. Deuitsnede toont de stad Utrecht en omgeving.Afb. 2b Stap 1: De landschapszone open water (blauw) is toegevoegd.Afb. 2c Stap 2: De landschapszones open water (blauw) enhistorische binnenstad én historische dorpskernen rond 1850(grijze vlakjes) zijn toegevoegdAfb. 2d Stap 3: Na het uitvoeren van de verbeteractie is de kaartontdaan van witte vlekken en volledig ingevuld (ingekleurd).

7—Grote variabiliteit eren(III)Grote polygoonKleine polygoonextrapolerenextrapoleren(I)(IV)Kleine variabiliteit landschapAfb. 3 De variabelen kleine en grote polygoon, en kleine en grote variabiliteit landschap tegen elkaar afgezet voor de onderscheidencategorieën I t/m IV. Per categorie wordt vermeld welke werk-zaamheden (extrapoleren, digitaliseren en classificeren) zijn uitgevoerd.Categorie IIIn het geval van een kleine polygoon binnen een ingeomorfologisch opzicht heterogeen landschap ( grotevariabiliteit) is volstaan met het extrapoleren van dedirect naast gelegen landschapszone. Hierbij is eenafweging gemaakt tussen tijdsinvestering en nauwkeurigheid. Gezien het kleine formaat van de polygoon isgekozen voor een snelle, maar misschien mindernauwkeurige oplossing.Categorie IIIIn het geval van een grote polygoon binnen een ingeomorfologisch opzicht heterogeen landschap ( grotevariabiliteit) is gebruik gemaakt van (aanvullende)geologische en/of geomorfologische informatie opregionale of lokale schaal. De informatie, in de vorm vanbegrenzingen van specifieke landschappelijke eenhedenop kaarten, is gedigitaliseerd en ‘vertaald’ naar landschapszones op de Archeologische Landschappenkaart.Een overzicht van de gebruikte bronnen (kaarten, digitaledatasets) voor 23 stedelijke gebieden in Nederland wordtgegeven in hoofdstuk 3 en in Bijlage 1. Bij voorkeur isgekozen voor lokale kaarten op een grote kaartschaal(schaal 1:25.000). In het geval dergelijke kaarten ontbreken, zijn geologische kaarten (schaal 1:50.000)beoordeeld en, voor zover voor ons doeleinde bruikbaar,gebruikt. Wanneer relevante geologische en/of geomor-fologische informatie ontoereikend is of zelfs volledigontbreekt, is gebruik gemaakt van andere kaartbronnen,zoals het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) enhistorische kaarten. Hierbij zijn de polygonen van deGeomorfologische kaart van Nederland grenzend aan hetstedelijk gebied als uitgangspunt en vaste richtlijngenomen. Dat wil zeggen dat de polygonen uit deaanvullende bronnen zodanig zijn ingetekend dat zijaansluiten op de bestaande polygonen. Indien er sprakewas van een lichte afwijking, is deze afwijking gecorrigeerd en een doorlopend lijn getekend. Op deze manieris voorkomen dat er onlogische of vreemde (verspringende) grenzen in het nieuwe kaartbeeld van deArcheologische Landschappenkaart zouden ontstaan.Categorie IVIn het geval van een grote polygoon binnen een ingeomorfologisch homogeen landschap ( kleine variabiliteit), is volstaan met het extrapoleren van de omringende landschapszone. De grote polygoon krijgt watbetreft landschapszone dezelfde duiding als het omringende landschap.

8—3 Bronnen3.1 InleidingHet invullen of inkleuren van de witte vlekken die zijngerekend tot de categorieën I, II en IV heeft grotendeelsdoor middel van extrapolatie plaatsgevonden (afb. 3). Delandschapszones die in de overgebleven ‘witte vlekken’voorkomen (dat wil zeggen niet-gekarteerde gebiedendie vallen onder categorie III: in totaal 23 stedelijkegebieden) zijn bepaald op basis van aanvullendebronnen. In dit hoofdstuk worden de gebruikte bronnenuitgebreider beschreven.3.2 Overzicht bronnenContouren Nederlandse steden en dorpskernenrond 1850Voor het weergeven van de historische stads- en dorpskernen rond 1850 is gebruik gemaakt van de TopografischeMilitaire Kaart (TMK) 1850-1864. Als voorbeeld is de stadAmersfoort genomen. De contour van de historischebinnenstad rond 1850 kan eenvoudig worden afgeleid engedigitaliseerd van de TMK, schaal 1:50.000 (afb. 4a). Aande hand van deze contour kan een deel van de witte vlekworden ingevuld (grijs vlak in afb. 4b). Door gebruik temaken van andere kaartbronnen kan het gehele nietgekarteerde gebied worden ingevuld met landschaps-Afb. 4b Gedigitaliseerde contour (grijs vlak) van de historischebinnenstad van Amersfoort is toegevoegd.Afb. 4a Uitsnede uit de Topografische Militaire Kaart vanAmersfoort en omgeving en de contour van de historischebinnenstad rond 1850Afb. 4c Nieuwe versie 3.0 van de ArcheologischeLandschappenkaart van Nederland. De witte vlek (stedelijkebebouwing Amersfoort) is volledig ingevuld met open water,historische binnenstad en landschapszones.

9—zones. Hieruit blijkt dat de stad Amersfoort op hetkruispunt van verschillende landschapszones ligt (afb. 4c).Kaartlaag DroogmakerijenDe kaartlaag Droogmakerijen maakt deel uit van de Kaartleven met water van de RCE.5 Op deze kaartlaag wordenalle droogmakerijen getoond in combinatie met debijbehorende gemalen en poldermolens (zowelbestaande als verdwenen). De kaartlaag is onder anderegebruikt voor het begrenzen van de landschapszonedroogmakerijen (eenheid 38), voor zover gelegen binnenniet-gekarteerde gebieden (witte vlekken).Kaartlaag DijkenDe kaartlaag Dijken maakt eveneens deel uit van de Kaartleven met water van de RCE.6 Deze kaartlaag omvat decultuurhistorisch relevante dijken, bestaande uit meerdan 11.500 afzonderlijke dijksegmenten met ieder eeneigen geschiedenis. De kaartlaag is gebruikt voor hetbegrenzen van landschappen en landschapszones in hetmidden-Nederlandse rivierengebied, voor zover gelegenbinnen niet-gekarteerde gebieden (witte vlekken).Aardwetenschappelijke bronnenBehalve bovengenoemde bronnen zijn aanvullendeaardwetenschappelijke bronnen gebruikt voor hetidentificeren en begrenzen van landschapszones incategorie III gebieden (zie Bijlage 1). Deze bronnen zijn teordenen naar het gebruikte schaalniveau. Hierbij gaat hetom:1) Geologische kaarten van Nederland, schaal 1:50.000.Van deze kaart zijn 32 kaartbladen gepubliceerd dieverspreid over Nederland liggen (afb. 5 en tabel 1). Voorgebieden waarvoor deze geologische kaart niet beschikbaar is, zijn andere kaartbronnen gebruikt (zie hieronder,2 en 3). Voor het midden-Nederlandse rivierengebied zijnhoofdzakelijk kaartproducten van het departementfysische geografie van de Universiteit Utrecht gebruikt.7Deze producten zijn recenter en qua kaartschaal veelnauwkeuriger. Voor het rivierengebied zijn geologischekaarten (indien beschikbaar) alleen als bron gebruikt omde grens tussen het rivierengebied, en het aangrenzendeveengebied en het pleistocene gebied te bepalen.BladBladnummer(s)JaarAlkmaar19 Oost en 19 West1988Almelo/Denekamp28 Oost en 291995Arnhem40 Oost1977Assen12 West en 12 Oost1990Beveland48 Oost1978Eindhoven51 Oost1973Eindhoven51 West1985Emmen17 West en 17 Oost1979Enschede34 West en 34 Oost/352000Goeree-Overflakkee43 West1964Gorinchem38 Oost1970Gorinchem38 West1995Heerenveen11 West en 11 Oost1988Heerlen62 Oost en 62 West1980Rotterdam37 West1979Rotterdam37 Oost1998Schouwen-Duivenland42 Oost en 42 West1970Sneek10 West en 10 Oost1976Steenwijk16 Oost1966Tiel39 West en 39 Oost1984Utrecht31 Oost1989Venlo52 West1967Walcheren48 West1972Willemstad43 Oost1971Zeeuws-Vlaanderen54/44 West en 54/44 Oost1965Tabel 1. Overzicht van de gepubliceerde kaartbladen van deGeologische Kaart van Nederland 1:50.000 door de GeologischeStichting Haarlem/Rijks Geologische Dienst, Haarlem /TNO/NITG,Utrecht.2) Regionale aardwetenschappelijke bronnen anders dande hierboven genoemde geologische kaarten. Hierbijgaat het bijvoorbeeld om de Limes-kaart, schaal1:50.0008, de Bodemkaart van Nederland, schaal1:50:000, de Nieuwe geologische kaart van Den Haag enRijswijk, schaal 1:25.0009, kaarten van het Oer-IJ-gebied10,en De bodemkartering van het Land van Maas en Waal eneen gedeelte van Rijk van Nijmegen, schaal 1:25.000.113) Gemeentelijke verwachtingskaarten met aardwetenschappelijke -kaart6 n-en-kaarten/overzicht/leven-met-water-kaart7 Het gaat om geologische, geomorfologische en geomorfogenetische kaartenen digitale bestanden gemaakt door onderzoekers van de Universiteit Utrechten opgeleid door Henk Berendsen.891011Van Dinter 2013; 2017 (hoofdstuk 6).Vos, Rieffe & Bult 2007.Vos, De Koning & Van Eerden 2015.Pons 1966.

10—Afb. 5 Overzicht van de beschikbare (gepubliceerde) kaartbladen van de Geologische Kaart van Nederland door de Geologische StichtingHaarlem/Rijks Geologische Dienst, Haarlem /TNO/NITG, Utrecht. Bron: TNO 2011.

11—Geologische kaarten1:50.000Regionale aardwetenschappelijke t1 Huisduinen2 Amsterdam-IJmondXX3 UtrechtXX4 Leiden-RijnmondX5 Den HaagX6 RotterdamX7 GantelgebiedXXXX8 Zoetermeer9 DordrechtXXXX11 BredaXXXX13 TilburgX14 Den BoschX15 Oss-Tiel-WijchenX16 Zevenaar-DoetinchemDoesburgXX17 Apeldoorn18 Almelo-HengeloEnschedeHistorische kaartenX10 Roosendaal12 Eindhoven-HelmondAHNXXXXX19 Kampen-ZwolleXX20 GroningenXX21 VenloX22 MaastrichtX23 Echt en SusterenXXXXXTabel 2 Overzicht van de gebruikte kaart- en andere bronnen voor 23 gebieden die zijn gerekend tot categorie III.AHN en historische kaartenVoor één van de 23 stedelijke gebieden uit categorie III,namelijk Huisduinen, is geen van bovengenoemde(kaart-)bronnen en geen gemeentelijke verwachtingskaart met (onderliggende) aardwetenschappelijkeinformatie beschikbaar. Voor dit gebied zijn de landschapszones gekarteerd aan de hand van het AHN enhistorische kaarten. Beide laatstgenoemde bronnen zijnook voor andere gebieden gebruikt als aanvulling opaardwetenschappelijke informatie. In het pleistocenedeel van Nederland zijn aan de hand van het AHN opbasis van reliëf goed-herkenbare landschapszonesgekarteerd, zoals beekdalbodems, beek- en droogdalhellingen en dekzandruggen. Historische kaarten zijngebruikt om in tegenwoordig bebouwd gebied bijvoorbeeld oude beekdalen te karteren. Voor een overzicht vande gehanteerde bronnen voor de 23 categorie IIIgebieden, zie tabel 2.

12—4 Resultaten verbeteractie4.1 Kaartbeeld totaalNa de verbeteractie ‘stedelijke gebieden en water’ zijn opde Geomorfologische kaart van Nederland alle nietgekarteerde stedelijke en andere bebouwde gebieden,dat wil zeggen witte vlekken op versie 2.6 van deArcheologische Landschappenkaart (afb. 6a), ingevuld eningekleurd. Van de totale oppervlakte (100%) van wittevlekken is op de nieuwe versie van de kaart 20,6%afgebeeld als landschapszone ‘open water’ (afb. 6b) en1,5% als landschapszone ‘historische binnenstad’ (tabel3). Voor de overige (delen van) witte vlekken (77,8%) zijneveneens de landschapszones bepaald. Het eindresultaatvan de verbeteractie is een nieuwe, 'witte vlekkeloze'versie (versie 3.0) van de ArcheologischeLandschappenkaart van Nederland (afb. 6c).Oppervlakte(km2)Percentage (%)4228100Eenheid 1 t/m 38 en 41:landschapszones329277,8Eenheid 80:historische binnenstad641,5Eenheid 90:open water87220,6Voor verbeteractieTotale oppervlaktewitte vlekkenNa verbeteractieTabel 3 Totale oppervlakte witte vlekken (voor de verbeteractie) enoppervlaktes ‘water’, ‘historische stads- en dorpskern’ enlandschapszone na de verbeteractie.4.2 Voorbeelden stedelijke gebiedenIn deze paragraaf worden voor elk van de vier onderscheiden categorieën (I t/m IV) voorbeelden getoond vanhoe het kaartbeeld eruit ziet voor (versie 2.6) en na(versie 3.0) de verbeteractie. Hierbij wordt minimaal éénvoorbeeld van het holocene gebied en één van hetpleistocene gebied getoond (voor een overzicht van degebruikte voorbeelden, zie tabel 4).Afb. 6a Archeologische Landschappenkaartvan Nederland, versie 2.6. De nietgekarteerde gebieden in het belangrijkstebronbestand, de Geomorfologische kaartvan Nederland, zijn als witte vlekkenduidelijk zichtbaar.Afb. 6b Van de totale oppervlakte (100%)van witte vlekken is op de nieuwe versie3.0 van de kaart 20,6% ingevuld alslandschapszone open water (in blauwaangegeven).Afb. 6c Het eindresultaat van deverbeteractie: een nieuwe, ‘vlekkeloze’versie 3.0 van de ArcheologischeLandschappenkaart van Nederland.

13—Afb. 7a en 7b Uitsnede uit de Archeologische Landschappenkaart voorafgaande (a) en na (b) de verbeteractie.De uitsnede toont het gebied van de Middenbeemster.Categorie IVoor het holocene gebied is als voorbeeld deMiddenbeemster gekozen (afb. 7a en b). Door middel vanextrapolatie zijn witte vlekken toegewezen aan landschapszones die deze vlekken grotendeels of volledigomgeven. De kaartlaag Droogmakerijen is gebruikt omonderscheid te maken tussen de landschapszoneveenvlakten (bruin) in het landschap Holland-UtrechtsGebied en provincieveengebied en de landschapszone wadden (blauw) in hetlandschap Diepe droogmakerijen. Voor het pleistocenegebied is de omgeving van Kootwijk gekozen (afb. 8a enb). De bebouwing van Kootwijk ligt in het landschapStuwwallen, midden in de landschapszone hellingen(donkeroranje). Door middel van extrapolatie kon ditgebied eenvoudig worden gekarteerd en ingekleurd alslandschapszone hellingen.ProvincieAfbeeldingen voor en naverbeteractieCategorie I: kleine polygoon, homogeen landschapHoloceen gebiedMiddenbeemsterNoord-Hollandafb. 7Pleistoceen gebiedKootwijkGelderlandafb. 8Categorie II: kleine polygoon, heterogeen landschapHoloceen gebiedBreukelen en LoenenUtrechtafb. 9Pleistoceen gebiedLarenGelderlandafb. 10Categorie III: grote polygoon, heterogeen landschapHoloceen gebiedDen Haag en RijswijkZuid-Hollandafb. 11Pleistoceen gebiedEnschedeOverijsselafb. 12Categorie IV: grote polygoon, homogeen landschapHoloceen gebiedLelystadFlevolandafb. 13Holoceen gebiedAmsterdamNoord-Hollandafb. 14Pleistoceen gebiedUden en VolkelNoord-Brabantafb. 15Tabel 4: Overzicht van de gebruikte voorbeelden per categorie (I t/m IV) voor gebieden in Holoceen en Pleistoceen Nederland metbijbehorende afbeeldingen

14—Afb. 8a en 8b Uitsnede uit de Archeologische Landschappenkaart voorafgaande (a) en na (b) de verbeteractie.De uitsnede toont Kootwijk en omgeving.Categorie IIVoor het holocene gebied is als voorbeeld de omgevingvan Breukelen en Loenen aan de Vecht gekozen (afb. 9aen 9b). Duidelijk zichtbaar is dat de huidige bebouwingvrijwel allemaal in de landschapszone stroom- encrevasseruggen (lichtgroen) ligt. Een klein deel van debebouwing ligt in de landschapszone overstromingsvlakte (donkergroen). Voor de gebieden met bebouwingkon door middel van extrapolatie en het ‘doortrekken’van grenzen relatief eenvoudig het onderscheid wordengemaakt tussen enerzijds de landschapszone stroom- encrevasseruggen en anderzijds de landschapszoneoverstromingsvlakte.Voor het pleistocene gebied is als voorbeeld het dorpLaren in de gemeente Lochem gekozen (afb. 10a en 10b).Het dorp Laren en de bebouwing in de omgeving ervanliggen in het landschap van het Noordelijk zandgebied, inde landschapszones beekdalbodems (blauw), endekzandruggen en rivierduinen (geel). Door middel vanextrapolatie en het volgen van de contouren van debeekdalbodems konden de niet-gekarteerde gebieden(witte vlekken), waaronder de bebouwing van Laren,worden toegewezen aan landschapszones.

15—Afb. 9a en 9b Uitsnede uit de Archeologische Landschappenkaart voorafgaande (a) en na (b) de verbeteractie.De uitsnede toont Breukelen en Loenen en omgeving.Afb. 10a en 10b Uitsnede uit de Archeologische Landschappenkaart voorafgaande (a) en na (b) de verbeteractie.De uitsnede toont Laren en omgeving.

16—Afb. 11a en 11c Uitsnede uit de Archeologische Landschappenkaart voorafgaande (a) en na (c) de verbeteractie. De uitsnede toont DenHaag en Rijswijk en omgeving. De tweede afbeelding (b) toont een uitsnede van hetzelfde gebied uit de Nieuwe geologische kaart vanDen Haag en Rijswijk (Vos, Rieffe & Bult 2007).Afb. 11cCategorie IIIVoor het holocene gebied is als voorbeeld de omgevingvan Den Haag en Rijswijk gekozen. Grote delen van destedelijke bebouwing van Den Haag zijn op deGeomorfologische kaart van Nederland niet gekarteerd endaarmee als omvangrijke, witte vlekken weergegeven opde Archeologische Landschappenkaart. Als eerste stap zijnde gebieden met open water en de historische binnenstadvan Den Haag rond 1850 (grijs vlak) ingekleurd op de(oude versie van de) Archeologische Landschappenkaart(afb. 11a). Door gebruik te maken van de NieuweGeologische kaart van Den Haag en Rijswijk12 (afb. 11b)konden de landschapszones strandvlakten (donkergeel),strandwallen en lage duinen (geel), en hoge duinen(lichtgeel) in het landschap Duinen en strandwallenworden gekarteerd. Daarbij zijn voor ons doeleinde,namelijk het begrenzen van specifieke landschapszones,sommige geologische eenheden bij elkaar genomen.Verder konden in het bebouwde gebied van het landschapZeeuws-Zuidhollands kleigebied de kreekruggen (groen)en kwelders (donkergroen) relatief eenvoudig wordenbegrensd. Het resultaat van bovengenoemde werkzaamheden is een volledig ingekleurd gebied met een weergave van de historische binnenstad van Den Haag en12 Vos, Rieffe & Bult 2007.

17—Afb. 12a en 12c Uitsnede uit de Archeologische Landschappenkaart voorafgaande (a) en na (c) de verbeteractie. De uitsnede toontEnschede en omgeving. De tweede afbeelding (b) toont een uitsnede van hetzelfde gebied uit de Geologische kaart van Nederland (Vanden Berg, Van Houten & Den Otter 2000).verscheidene landschapszones in Den Haag en directeomgeving (afb. 11c).Voor het pleistocene deel van Nederland dient het gebiedvan Enschede als voorbeeld (afb. 12a). Eerst zijn degebieden met open water (blauw) en contouren vanstedelijke bebouwing rond 1850 (grijs vlakje historischebinnenstad van Enschede) aangegeven. Voor hetbenoemen en begrenzen van landschapszones is gebruikgemaakt van de Geologische kaart van Nederland,kaartblad 34 Oost en 3513 (afb. 12b) en het AHN. Aan dehand van de geologische kaart was het mogelijk om delandschapszone hellingen (oranje) in hetStuwwallenlandschap aan te geven. Ook de grens tussenhet landschap Noordelijk zandgebied en het landschapKeileemgebied is bepaald op basis van deze kaart. Van hetAHN zijn het verloop en de begrenzingen van de landschapszone beekdalbodems (paars) bepaald (afb. 12c).Afb. 12c13 Berg, van den, Van Houten & Den Otter 2000.

18—Afb. 13a en 13b Uitsnede uit de Archeologische Landschappenkaart voorafgaande (a) en na (b) de verbeteractie. De uitsnede toontLelystad en omgeving.Categorie IVVoor het holocene gebied fungeert Lelystad en omgevingals eerste voorbeeld. Het bebouwde gebied van Lelystadvalt volledig in het landschap Diepe droogmakerijen endaarbinnen in de landschapszone voormaligeZuiderzeebodem (blauw) (afb. 13a). Door middel vanextrapolatie kon het niet-gekarteerde gebied vanLelystad eenvoudig landschappelijk worden geduid eningekleurd (afb. 13b).Als tweede voorbeeld is Amsterdam en omgevinggekozen. Het kaartbeeld van de ArcheologischeLandschappenkaart voorafgaande aan de verbeteractiebestaat voornamelijk uit witte vlekken, met tussenliggende blauwe (landschapszone wadden in landschapDiepe droogmakerijen) en bruine (landschapszoneveenvlakten in landschap Holland-Utrechts veengebied)vlakken (afb. 14a). In het niet-gekarteerde gebied is eerstde waaiervormige, historische contour van de binnenstadvan Amsterdam rond 1850 (grijs vlak) aangegeven. Devolgende stap was het scheiden van het landschap Diepedroogmakerijen (blauw) van het Holland-Utrechtsveengebied (bruin). Door gebruik te maken van dekaartlagen dijken en droogmakerijen (zie groenen lijnenin afb. 14b) kon dit onderscheid eenvoudig wordengemaakt en worden vertaald naar een nieuw, ingekleurdkaartbeeld (afb. 14c)Voor het pleistocene gebied is de omgeving van Uden enVolkel als voorbeeld genomen. Het grootste deel van debebouwing ligt in de landschapszone dekzandvlakten(groenbruin) in het landschap Peelhorst (afb. 15a). Eenklein deel van de bebouwing ligt in de landschapszonesdroogdalbodems (groen) en dekzandruggen (bruin). Metbehulp van het AHN konden deze landschapszonesbinnen de stedelijke bebouwing van Uden en Volkeleenvoudig worden gekarteerd (afb. 15b).4.3 Andere correctiesDe belangrijkste wijziging in het GIS-bestand van deArcheologische Landschappenkaart is dat de koppelingmet de Archeoregio’s uit de dataset is verwijderd. Hoewelsommige archeologen en andere onderzoekers nog altijdgebruik maken van de indeling van Nederland inArcheoregio’s, is het logischer om deze als aparte laag,dat wil zeggen los van de ArcheologischeLandschappenkaart, te raadplegen en toe te voegen. DeArcheoregio’s hebben immers geen inhoudelijke link metde Archeologische Landschappenkaart: de grenzen vande Archeoregio’s komen niet betekenisvol overeen metde grenzen van de Landschappen op de ArcheologischeLandschappenkaart. Om de basis van het bestand zuiverte houden, is besloten

datasets) voor 23 stedelijke gebieden in Nederland wordt gegeven in hoofdstuk 3 en in Bijlage 1. Bij voorkeur is gekozen voor lokale kaarten op een grote kaartschaal (schaal 1:25.000). In het geval dergelijke kaarten ont-breken, zijn geologische kaarten (schaal 1:50.000) beoordeeld en, voor zover voor ons doeleinde bruikbaar, gebruikt.

Related Documents:

5.10 Stedelijke kavelruil en kostenverhaal 70 5.11 Perspectief van een ontwikkelaar 72 5.12 Stedelijke kavelruil als procesversneller 73 5.13 Manage de bundel! Stedelijke kavelruil en de bundel van rechten 75 5.14 Stedelijke kavelruil: nuttig instrument voor gebiedstransformatie80 5.15 Succes zit in het toevoegen van waarde 81

2.1. Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen Op basis van de stedelijke uitrustingsgraad en het voorzieningenniveau, van het belang voor het stedelijk gebied voor de omgeving en voor Vlaanderen en op basis van hun interne stedelijke structuur, wordt beleidsmatig onderscheid gemaakt in de volgende vier categorieën van stedelijke gebieden:

Stedelijke bevoorrading Pagina 8 van 46 Beschrijving van de rol van de Rijksoverheid aan de hand van een historisch overzicht (hoofdstuk 3). Beschrijving van de trends die van invloed zijn op de stedelijke bevoorrading (hoofdstuk 4) en beschrijving van de innovaties binnen het terrein van de stedelijke bevoorrading (hoofdstuk 5).

Stedelijke ontwikkelingen 2000-2006 11 Trends 1996-2006: een vergelijking met de periode 1996-2002 14 Verdieping 17 1 Typering van stedelijke milieus 19 2 Ontwikkelingen in de stedelijke m1ilieus 23 2.1 Ruimtebeslag, dichtheid en functiemenging in het stedelijk gebied 23 2.2 Het ruimtebeslag van de stedelijke milieus, en transformaties 24

stedelijke culturele regio's en formuleert de uitgangspunten voor samenwerking met gemeenten en provincies. Daaruit wordt in grote lijnen duidelijk hoe OCW aankijkt tegen stedelijke regio's en de plannen die het ministerie van die regio's verwacht. Het kabinet nodigt de andere overheden uit om stedelijke en regionale profielen op te stellen.

De stedelijke Visie op Leefbaarheid 7 1 . 1 . I n l e i d i n g 7 1 . 2 . De Amsterdamse leefbaarheidsaanpak gewogen 8 1 . 3 . De stedelijke visie op leefbaarheid in Amsterdam, inhoud en afbakening 9 1 . 4 . Visie op stedelijke rol in de aanpak van leefbaarheid in Amsterdam 1 3 Hoofdstuk 2 Een Amsterdams Peil voor leefbaarheid:

stedelijke gebieden in Nederland is het aantal verplaatsingen en de afgelegde afstand per inwoner gedaald. In niet-stedelijk gebied is het aantal verplaatsingen per inwoner per jaar gedaald, en is de afgelegde afstand per inwoner ongeveer gelijk gebleven. Dit duidt op een toename van de gemiddelde verplaatsingsafstand in die gebieden.

JS/Typescript API JS Transforms [More] WebGL support Extras What’s next? 8 Completely rewritten since 0.11 Powerful and performant Based on tornado and web sockets Integrated with bokeh command (bokeh serve) keep the “model objects” in python and in the browser in sync respond to UI and tool events generated in a browser with computations or .